Allure

De linden rond de Markt en langs de Venestraat zijn in 1801 geplant als afsluiting van een halve eeuw verfraaiing van de stad na een periode van recessie (eerste helft achttiende eeuw) en politieke instabiliteit (laatste decennium van de achttiende eeuw). Deze dubbele rij linden staan er nog steeds.

Toen het na de economisch moeilijke jaren vanaf 1760 weer beter ging in de stad, werd de verfraaiing grootschalig aangepakt. Het stadsbestuur zette het duo Schonck en Carrier aan het werk, de militaire bewindvoerders lieten nieuwe gebouwen plaatsen en ook de inwoners zelf moderniseerden hun woningen. Tussen 1760 en 1794 ademde Geertruidenberg de sfeer van allure met volle teugen in. Het stadsbestuur bestond uit rijke protestanten. De ondernemers waren vooral rijke katholieken.
Zij allen besteedden geld aan hun woonhuizen rond de Markt: er kwamen nieuwe gevels en hardstenen stoepen met hekwerk, al dan niet met trapopgang, waarbij buitenlandse voorbeelden aan de Hollandse smaak werden aangepast.
Een dozijn herbergen en taplokalen ontving reizigers, gasten en gelegerde soldaten en zorgde voor levendigheid in het rustige stadje. In deze lokalen werd niet alleen meer bier geschonken. Koffie en thee werden steeds populairdere dranken en verstootten aan het einde van de achttiende eeuw bier als volksdrank nummer één. De gegoede burgerij ging massaal over op deze nieuwe producten uit de kolonies, aangevuld met zoete spijzen als chocolade en marsepein. Er circuleerden nieuwe kookboeken, die niet langer waren samengesteld door artsen en geleerden, maar door dames uit de hoogste kringen en die bestonden uit recepten, instructies voor keukenmeiden en praktische aanwijzingen. De gegoede burgerij kocht, las en gebruikte deze boeken, omdat zij zich wilden spiegelen aan de hoogste standen: hoe dek je de tafel zoals het hoort, hoe snijd je op een keurige manier je gevogelte aan en hoe vouw je je servetten tot kunstige figuren? Wat ook in de achttiende-eeuwse kookboeken bleef voorkomen, waren de recepten voor huismiddeltjes tegen allerhande kwaaltjes als verkoudheid en koorts, lipkloven en haaruitval. Ongetwijfeld zullen dergelijke kookboeken ook in Bergse huizen aanwezig zijn geweest.
Terwijl de vrouwen zich met het huishouden bezighielden, werkten de mannen buitenshuis, al dan niet in een eigen bedrijf. Overblijfselen van nijverheid uit vroegere tijden waren er nog steeds, zoals de brouwerijen, visserijbedrijven, lakenbereiding en leerlooierijen. Daarin kwam heel langzaam uitbreiding, maar de takken van nijverheid bleven in feite dezelfde als voorheen. In 1816 huisvestte Geertruidenberg vier brouwerijen, twee hoedenfabrieken, twee grutmolens, een leerlooierij, een olieslagerij, een touwslagerij en een windkorenmolen.