Groeiende onrust

Vaas met daarop een afbeelding van stadhouder Willem V en zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen met tussen hen in een sinaasappelboompje. Deze afbeelding stond in 1786 en 1787 op vazen, tabakspotten, borden en schalen. Dergelijk serviesgoed was populair bij prinsgezinden en zal ongetwijfeld ook in Bergse huizen gestaan hebben.

Na het aantreden van Willem V als stadhouder in 1766 nam de onrust onder de bevolking toe. Willems conservatieve houding en besluiteloosheid waren er mede verantwoordelijk voor dat de politieke spanning in de Republiek opliep. De partijen die tegenover elkaar kwamen te staan, waren enerzijds de orangisten of prinsgezinden en anderzijds de patriotten. De patriotten waren geïnspireerd door de Verlichtingsidealen (waarop ook de Amerikaanse revolutie was gebaseerd) en wilden een meer democratisch regeringssysteem. De orangisten hielden vast aan het bestaande patronagesysteem, waarbij de stadhouder als heer over de aanstelling van bestuurders besliste. Opvallend in Geertruidenberg is de rol van de derde politieke groep: de aristocraten. Deze hielden vast aan het stadhouderlijke patronagesysteem, maar vonden zichzelf wel enigszins ‘verlicht’, omdat ze wel degelijk maatschappelijke veranderingen wilden, zij het in zeer gematigde vorm en onder bestuur van henzelf.
De aristocraten in Geertruidenberg waren oppermachtig en bestonden uit leden van de families Van Opstal, Smits, Van Doorn, Verkouteren en Van Sloterdijck. Door onderlinge huwelijken waren ze aan elkaar verwant. Ze waren meer geïnteresseerd in hun eigen positie dan in enig politiek belang van welke zijde dan ook. Zolang Willem V hun baan als baljuw, rentmeester of secretaris kon garanderen, stonden ze aan zijn kant. Deze aristocraten en hun familieleden op posten als burgemeester en schepen zorgden ervoor dat er geen exercitiegenootschap kwam in Geertruidenberg, zoals wel gebeurde in Raamsdonk. Met de steun van de ambachtsvrouwe van Raamsdonk, Anna van Son, en onder de daadwerkelijke leiding van haar zoon, Simon de Jongh van Son, vormde zich in Raamsdonk een patriots exercitiegenootschap, dat oefeningen hield op het veld tussen Lambertuskerk en molen. Aan deze oefeningen deden patriotten uit omliggende plaatsen mee, waaronder een klein aantal uit Geertruidenberg. De aristocraten wilden voorkomen dat ook in Geertruidenberg een dergelijk genootschap zou ontstaan en zij riepen een burgerschutterij in het leven. Deze schutterij stond onder leiding van officieren die afkomstig waren uit hun eigen familiekring, zodat zij de touwtjes in handen hielden en de schutterij niet kon uitgroeien tot een exercitiegenootschap in patriottistische zin. Het ontstaan van bewapende burgergroepen werd noodzakelijk door de maatregel van Willem V om het leger te hervormen. Burgers dienden zichzelf te verdedigen en zich in het hanteren van wapens te bekwamen. Eén op de drie mannen werd geloot om in het nationale leger dienst te doen. Deze dienstplichtigen konden hun plaats verkopen aan een ander, zodat zij niet zelf in het leger hoefden. Hierdoor waren het vooral jongens uit armere gezinnen die dienden. In veel plaatsen was weerstand tegen dienen in het ‘koningsleger’, waardoor patriotse en burgerlijke eenheden konden ontstaan.
In Geertruidenberg kwamen de maatregelen van Willem V neer op het terugtrekken van het garnizoen uit de stad. De burgers dienden voortaan zelf wacht te lopen en de vesting te verdedigen. Uiteraard was er, vooral onder de middenstand, kritiek op het verdwijnen van het garnizoen, want dat betekende beduidend minder inkomsten. Overigens werden in 1787 vrij snel opnieuw soldaten in Geertruidenberg gelegerd.