Lokale nood

De Keizersdijk in Raamsdonksveer omstreeks 1910.
Bron: www.innl.nl.

De Eerste Wereldoorlog (1914-1918) had grote gevolgen, met name voor Noord-Brabant. De staat van oorlog, de mobilisatie en de enorme aantallen Belgische vluchtelingen bezorgden het provinciebestuur tot dan ongekende problemen, die nog eens verergerd werden door grootschalige smokkelhandel vanwege de voedselschaarste. De enorme verschrikkingen van de ‘grote oorlog’ vonden weliswaar niet in ons land plaats, maar het dagelijkse leven van de inwoners van Noord-Brabant werd er zeker door ontwricht.
Op 1 augustus 1914 kwam in Geertruidenberg plotseling een einde aan het geregelde garnizoensleven binnen de stad. De regering had de algemene mobilisatie afgekondigd, waardoor er een hectische drukte aan troepenverplaatsingen, paardenvorderingen en aan- en afvoer van materieel plaatsvond, onder andere in Geertruidenberg. De mobilisatie was het militaire signaal dat de Nederlandse regering bereid was in het ergste geval de neutraliteit gewapenderhand te verdedigen. Het zwaartepunt van het Nederlandse veldleger lag in Noord-Brabant en dat zou vier jaar zo blijven. Dit had tot gevolg dat grote aantallen soldaten in de provincie gelegerd waren, veelal bij particulieren.
Transport van goederen was nagenoeg onmogelijk geworden, waardoor schaarste aan vrijwel alles ontstond. Voedsel werd gedistribueerd en was alleen nog met bonnen te verkrijgen. Medicijnen gingen naar de soldaten en niet naar de burgers. Grondstoffen kwamen niet meer aan. Kleding en schoenen raakten op. Burgers dreven onderling een levendige handel in tweedehands spullen en schoenen werden voorzien van houten zolen. Smokkel kwam op grote schaal voor ondanks verwoede pogingen om dit tegen te gaan door middel van het plaatsen van prikkeldraadversperringen die onder stroom stonden. Nederland was neutraal en de ergste verschrikkingen bleven ons bespaard, maar er vielen wel degelijk burgerslachtoffers, voornamelijk door honger en ziekte. Door de slechte hygiënische omstandigheden kon bijvoorbeeld de Spaanse griep aan het einde van de oorlog toeslaan. Ook in Geertruidenberg, Raamsdonk en Raamsdonksveer.
De Eerste Wereldoorlog (1914-1918) had grote gevolgen, met name voor Noord-Brabant. De staat van oorlog, de mobilisatie en de enorme aantallen Belgische vluchtelingen bezorgden het provinciebestuur tot dan ongekende problemen, die nog eens verergerd werden door grootschalige smokkelhandel vanwege de voedselschaarste. De enorme verschrikkingen van de ‘grote oorlog’ vonden weliswaar niet in ons land plaats, maar het dagelijkse leven van de inwoners van Noord-Brabant werd er zeker door ontwricht.
Op 1 augustus 1914 kwam in Geertruidenberg plotseling een einde aan het geregelde garnizoensleven binnen de stad. De regering had de algemene mobilisatie afgekondigd, waardoor er een hectische drukte aan troepenverplaatsingen, paardenvorderingen en aan- en afvoer van materieel plaatsvond, onder andere in Geertruidenberg. De mobilisatie was het militaire signaal dat de Nederlandse regering bereid was in het ergste geval de neutraliteit gewapenderhand te verdedigen. Het zwaartepunt van het Nederlandse veldleger lag in Noord-Brabant en dat zou vier jaar zo blijven. Dit had tot gevolg dat grote aantallen soldaten in de provincie gelegerd waren, veelal bij particulieren.
Transport van goederen was nagenoeg onmogelijk geworden, waardoor schaarste aan vrijwel alles ontstond. Voedsel werd gedistribueerd en was alleen nog met bonnen te verkrijgen. Medicijnen gingen naar de soldaten en niet naar de burgers. Grondstoffen kwamen niet meer aan. Kleding en schoenen raakten op. Burgers dreven onderling een levendige handel in tweedehands spullen en schoenen werden voorzien van houten zolen. Smokkel kwam op grote schaal voor ondanks verwoede pogingen om dit tegen te gaan door middel van het plaatsen van prikkeldraadversperringen die onder stroom stonden. Nederland was neutraal en de ergste verschrikkingen bleven ons bespaard, maar er vielen wel degelijk burgerslachtoffers, voornamelijk door honger en ziekte. Door de slechte hygiënische omstandigheden kon bijvoorbeeld de Spaanse griep aan het einde van de oorlog toeslaan. Ook in Geertruidenberg, Raamsdonk en Raamsdonksveer.