Omwenteling

De wapenschilden op het stadhuis van Geertruidenberg, als hardstenen versiering aangebracht in 1768, werden in 1793 door Bergse patriotten beschadigd. Ze hadden het voornamelijk gemunt op het wapen van de Oranjes (links) als symbool voor de stadhouderlijke macht, niet op het wapen van de stad zelf (rechts).
Bron: foto Jan van Gils.

v24_2
Inwoners van Raamsdonksveer slaan op de vlucht nadat hun huizen in 1794 bij de strijd tegen de Fransen in brand gestoken zijn. Schilderij van Mari te Kate, circa 1850.
Bron: Museum De Roos, Geertruidenberg.

Het Franse leger nam in maart 1793 na een belegering van een week Geertruidenberg in. Ondanks de inundatie aan de westkant van de stad lukte het de Fransen vrij gemakkelijk de vesting in te nemen.
Er werden tussen 7.000 en 8.000 Franse soldaten in Geertruidenberg ondergebracht. Zij konden niet allemaal bij particulieren ingekwartierd worden en kregen onderdak in het weeshuis en in de kerk. Inmiddels waren de feestelijkheden door soldaten en Bergse patriotten gestart. Er verrees een vrijheidsboom voor het stadhuis en men zong en dronk uitbundig. Symbolen van het stadhouderlijk gezag moesten het ontgelden. Het wapen van de Oranjes op het stadhuis werd kapotgeslagen. De soldaten die in de kerk ondergebracht waren, brachten aanzienlijke schade toe aan het interieur ervan. Het Franse leger slaagde er niet in om over de rivieren naar het noorden door te stoten en het leger van de Republiek wist ze uiteindelijk terug te drijven. Na een maand bezetting was de situatie in Geertruidenberg weer genormaliseerd. De magistraat nam de touwtjes opnieuw in handen, het puin werd geruimd en de geleden schade hersteld en (deels) vergoed door het landsbestuur.
Anderhalf jaar later, in september 1794, kwamen de Fransen terug. Net zoals in 1793 bevonden zich uitgeweken patriotten onder hen. Het verschil was dat de Franse bevelhebbers er in 1793 vanuit gingen dat de inwoners van de Republiek hen allemaal met open armen zouden ontvangen om ook hier de revolutie te bewerkstelligen. Het viel ze vies tegen dat dit niet zo was. Natuurlijk was een gedeelte van de inwoners patriot of sympathisant, maar het warme onthaal waarop de Fransen gehoopt hadden, bleef uit. In 1794 was de aanval dan ook krachtiger en doelgerichter. In de laatste maanden van dat jaar werd het zuiden van de Nederlanden veroverd. Het was tot dan toe gebruikelijk dat in de wintermaanden de gevechten gestaakt werden om in het voorjaar weer verder te gaan. Het Franse leger vocht echter door en bereikte over de bevroren rivieren het noorden, waarna in januari 1795 het hele land ingenomen was. De Bataafse Republiek was een feit. Ingrijpende structurele veranderingen op politiek en maatschappelijk gebied werden vervolgens doorgevoerd. Voor het eerst was sprake van betrokkenheid van grote delen van de bevolking bij lokaal, provinciaal en landelijk bestuur. De zelfstandige gewesten van de oude Republiek maakten plaats voor de ondeelbare eenheid van de nieuwe Republiek. Dat de uitwerking ervan nogal met horten en stoten ging, zal geen verbazing wekken.
In Geertruidenberg ging de oude bestuurlijke elite ervan uit dat de gril van de Bataafse Republiek tijdelijk zou zijn, net als de eerdere pogingen van 1787 en 1793. Zij probeerden dus met alle mogelijke middelen hun positie te behouden. Slechts een enkeling lukte dat, zoals stadssecretaris Verkouteren. Het duurde daarom langer dan elders voordat in Geertruidenberg de eerste verkiezing van de gemeenteraadsleden kon plaatsvinden. Op 14 maart 1795 was het dan zover en tot de eerst gekozen volksvertegenwoordigers behoorden Allard, Brouwers en Meertens. Samen met Schattelijn en Smolders zouden zij de drijvende krachten blijken te zijn van het nieuwe regime. De gekozen leden van de municipaliteit waren in meerderheid katholiek. Hoewel er talloze wrijvingen waren, bleven leden van deze nieuwe elite lang bestuurlijke functies vervullen, ook nadat in 1813 het koninklijk gezag van de Oranjes werd hersteld.