Eerste bibliotheek

Lezende man achter zijn bureau. Schilderij van Maurice Quentin de Latour, circa 1745.
Bron: Museum Calouste Gulbenkian, Lissabon.

In 1767 werd in Geertruidenberg een leesgezelschap opgericht. Dit gezelschap bestond uit louter mannen onder voorzitterschap van Simon van der Waal, kostschoolhouder. De leden van het leesgezelschap lazen boeken, die rouleerden, en kwamen daarna bij elkaar om onder het genot van een glas wijn en een pijp het gelezene te bespreken. De boeken vormden de eerste bibliotheek van Geertruidenberg. Boeken, die bedoeld waren voor een select gezelschap, namelijk mannen van stand, en niet voor iedereen, zoals de huidige bibliotheek. Het leesgezelschap droeg de naam ‘Uyt zucht tot wetenschap en deugd’. De ledenlijst van 1775 is bewaard gebleven en daaruit kunnen we concluderen dat het vooral notabelen waren die deel uitmaakten van dit gezelschap: onder andere predikant, notaris en gemeentesecretaris. Natuurlijk lazen ook de huisgenoten van de leden de boeken, maar zij mochten niet deelnemen aan de bijeenkomsten, die iedere eerste donderdag van de maanden maart tot en met oktober plaatsvonden. Het ledenaantal was aanvankelijk vastgesteld op acht, maar werd later uitgebreid naar tien, terwijl er ook perioden waren dat er sprake was van elf leden. De boete voor het te laat inleveren van boeken bestond uit flessen Bordeaux (wijn).
In andere steden groeiden dergelijke leesgezelschappen uit tot politieke discussiegroepen, maar dit lijkt in Geertruidenberg niet het geval te zijn geweest. De leden behoorden allen tot dezelfde (politieke) groep, namelijk de protestantse en prinsgezinde elite. De enige uitzondering vormde wellicht predikant S. Magnet. Hij was niet alleen de enige uitgesproken patriot in het gezelschap, maar ook het enige “buitenlid” uit Raamsdonk. Uiteraard zullen ook politieke geschriften, die in die periode veelvuldig verspreid werden, ter sprake zijn gekomen, maar hiervan wordt niet expliciet melding gemaakt.
Voorzitter Simon van der Waal speelde een grote rol binnen de groep. Hij was verantwoordelijke voor het rondzenden van de boeken en zal ongetwijfeld lijn in de bijeenkomsten gebracht hebben. Van der Waal zelf was een verdienstelijk dichter. Samen met Bergenaren Izaak van Nuyssenburg (predikant en ook lid van het leesgezelschap) en Juliana de Lannoy vormde hij een “dichterlijk klaverblad”, zoals ze dit zelf noemden. Alle drie behaalden ze nationale bekendheid met door hen geschreven gedichten. Juliana was zelfs de eerste vrouw die eervol lid werd van het Haagse dichtgenootschap ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’. Als vrouw mocht ze echter geen lid worden van het leesgezelschap in Geertruidenberg, nationale bekendheid of niet. Een eeuw later, in 1873, werden vrouwen nog steeds niet toegelaten als lid. Bij de viering van het eeuwfeest gaven de echtgenotes van de leden aan dat zij de boeken van het genootschap wel lazen: “Wij lezen met u mee en streven evenzeer naar wetenschap en deugd”. Op de tijden dat de mannen bij elkaar kwamen, hielden de vrouwen een eigen bijeenkomst om de gelezen boeken onderling te bespreken.