Turf

Turfsteken was zwaar werk.
Bron: kopergravure uit de zeventiende eeuw, Universiteitsbibliotheek Leiden.

Rond 1200 ontdekte men turf. Turf werd als brandstof gebruikt om de huizen warm te houden. Turf is gedroogde veenmodder.
Vroeger was in Nederland veel woeste natuur. Er waren moerassen, ondiep water met een hele dikke laag modder eronder. Die modder bestond uit plantenresten. Hoe langer zo’n laag er lag, hoe dikker hij werd. Zo dik zelfs, dat de modder boven het water uitkwam. Op deze veenmodder gingen de boeren aan het werk, maar dat gaf problemen. Veengrond lijkt eigenlijk op een spons. Als je erin knijpt, loopt het water eruit. Dus hoe meer de boeren de grond gebruikten, hoe droger en platter het land werd. Dit noemen we klink. Maar de boeren ontdekten dat gedroogde veengrond heel goed brandde. Ze begonnen met het afsteken van de grond in brokken, die in de zon gedroogd werden en noemden deze brokken turf. Turf werd heel belangrijk. Een beetje zoals olie nu belangrijk is. Eerst gebruikten de mensen hout als brandstof, daarna turf, toen steenkool en nu olie of gas.
In de omgeving van Geertruidenberg is tussen 1200 en 1500 veel veen afgegraven voor het maken van turf. Maar dat dat ook gevaarlijk kon zijn, lees je bij het verhaal over de Sint-Elisabethsvloed.

Wil je meer weten over turfsteken dan kun je naar de uitleg kijken op het filmpje.
klik dan hier.