In de prijzen

De vergaderzaal van het literair genootschap “Kunst wordt door arbeid verkregen” in Leiden. Hier vergaderden de leden van het genootschap over de jaarlijks uit te reiken prijzen. Onder de prijzen en eervolle vermeldingen in de jaren 1770 vielen de Bergenaren Simon van der Waal, Izaak van Nuijssenburg en Juliana de Lannoy. Schilderij van Paul Lafargue, 1774.
Bron: Stedelijk Museum De Lakenhal, Leiden.

Drie inwoners van Geertruidenberg verwierven op literair gebied faam buiten de stadsmuren. Dit waren Simon van der Waal, Izaak van Nuijssenburg en Juliana de Lannoy. Vier jaar lang, van 1771 tot 1775, vormden de drie leeftijdgenoten een vriendengroep die elkaars gedichten las en becommentarieerde. Dat hen dit geen windeieren legde, bewees wel het feit dat ze in de jaren van hun samenwerking allen in de landelijk uitgereikte literaire prijzen vielen. Ze noemden zichzelf het “dichterlijk klaverblad”. Om elkaar te zien hoefden ze niet ver te gaan, want ze woonden alle drie aan de Markt.
Simon van der Waal (1736-1781) was kostschoolhouder van de Franse en Nederduitse school, die ook bezocht werd door dagleerlingen uit Geertruidenberg. In 1856 kwam hij als twintigjarige onderwijzer naar Geertruidenberg en trouwde drie jaar later met de Bergse Petronella Spruijt. Ze kregen negen kinderen. Naast het kostschoolhouderschap schreef hij diverse handleidingen en vooral gedichten, waarvoor hij zijn inspiratie haalde uit de dichtkunst zelf, uit het opvoeden van jongeren en uit het (hervormde) geloof. Juliana de Lannoy plaagde Simon wel eens met zijn rustige karakter, omdat hij niet blakend van het dichtvuur de hemel bestormde, maar kalm en bedaard zich achter zijn schrijftafel zette. Simon verliet Geertruidenberg in 1780 en stierf een jaar later in Alkmaar, 45 jaar oud.
Izaak van Nuijssenburg (1738-1775) kwam in 1771 met zijn tweede vrouw Gerritje van Stuijvenberg als predikant naar Geertruidenberg. Hij was bijzonder geïnteresseerd in de geschiedenis van de stad en schreef hierover een boekwerk, dat overigens de situatie niet altijd geheel correct weergeeft. Hij was een gepassioneerd man, die vanuit zijn godsdienstige beleving en zijn historische belangstelling gedichten schreef. Izaak stierf in 1775 op 37-jarige leeftijd, waarschijnlijk aan dysenterie.
Juliana de Lannoy (1738-1782) kwam als twintigjarige met haar vader en stiefmoeder mee naar Geertruidenberg, waar haar vader de post van groot-majoor aanvaarde. Juliana had een broze gezondheid. Driemaal zag ze de dood in de ogen: als jong meisje overleefde ze de pokken (ze droeg levenslang de merktekens hiervan mee), in 1765 genas ze van een longontsteking en in 1778 werd ze getroffen door een “gevaarlijk toeval”. Ze was bijzonder ambitieus en wilde als schrijfster en dichteres beroemd worden. Iedere dag zette ze zich, ondanks haar lichamelijke zwakte, achter haar bureau in het pand Markt 46 (thans Museum De Roos). Eerzucht hield haar op de been. Na haar eerste zilveren bekroning, voor haar lierzang “De waare vereischten in een dichter”, waarbij ze als eerste vrouw in de prijzen viel, schreef ze jubelend: Triumf! Ik ben voldaan, ik zal onsterflijk zijn