In Holland toegekomen

Een in 1914 door Belgische vluchtelingen gestuurde kaart vanuit Geertruidenberg.
Bron: collectie Bas Zijlmans.

Met deze eenige regelen laat ik u weten als dat wij in Holland zijn toegekomen bij Mr. Mathijssens. Als ik kan, Herman, zal ik u mijn vertrek en aankomst eens vertellen, maar nu heb ik nog den moed niet. Ik ben vol zenuwen, ik doen niets als grijzen.” Deze tekst schreef mevrouw Remes in 1914 achterop een ansichtkaart, die zij verstuurde vanaf haar logeeradres, Dordtsestraat 129 in Geertruidenberg. Zij was één van de miljoen vluchtelingen uit België die de grens overkwamen op de vlucht voor het oorlogsgeweld. In oktober en november 1914 stroomden dagelijks duizenden onze provincie binnen. Met steun van de bevolking, het Rode Kruis en het leger brachten de Belgen de eerste moeilijke dagen in provisorische onderkomens door. In Geertruidenberg was dat in de biscuitfabriek ‘Bretagne’ van De Hoog aan de Zuidwal, omdat het Weeshuis en de tekenschool reeds vol waren met extra opgeroepen militairen. Na het einde van de strijd om Antwerpen keerden veel Belgen weer huiswaarts, waarbij de Nederlandse regering voor gratis treinvervoer zorgde. Niet alle vluchtelingen gingen naar huis. Zij die bleven, werden ondergebracht bij particulieren of in speciaal daarvoor opgerichte vluchtelingenkampen (de ‘Belgische dorpen’), onder andere in Uden. In Geertruidenberg kreeg de tekenschool aan de Markt de bestemming van school voor Belgische kinderen. In 1918 kwam nog een laatste golf Franse en Belgische burgers naar Nederland. Zij vluchtten voor het terugtrekkende Duitse leger uit.
Noord-Brabant werd niet alleen overspoeld door vluchtelingen. De provincie werd ook ‘bezet’ door tienduizenden militairen. Alle steden en dorpen kregen plotseling te maken met grote aantallen militairen, die gehuisvest moesten worden. In Geertruidenberg kregen de soldaten, nadat de eerste drukte van de mobilisatie voorbij was, voornamelijk onderdak in de kazernes. In Raamsdonk en Raamsdonksveer werden ze bij particulieren ingekwartierd.
Met deze eenige regelen laat ik u weten als dat wij in Holland zijn toegekomen bij Mr. Mathijssens. Als ik kan, Herman, zal ik u mijn vertrek en aankomst eens vertellen, maar nu heb ik nog den moed niet. Ik ben vol zenuwen, ik doen niets als grijzen.” Deze tekst schreef mevrouw Remes in 1914 achterop een ansichtkaart, die zij verstuurde vanaf haar logeeradres, Dordtsestraat 129 in Geertruidenberg. Zij was één van de miljoen vluchtelingen uit België die de grens overkwamen op de vlucht voor het oorlogsgeweld. In oktober en november 1914 stroomden dagelijks duizenden onze provincie binnen. Met steun van de bevolking, het Rode Kruis en het leger brachten de Belgen de eerste moeilijke dagen in provisorische onderkomens door. In Geertruidenberg was dat in de biscuitfabriek ‘Bretagne’ van De Hoog aan de Zuidwal, omdat het Weeshuis en de tekenschool reeds vol waren met extra opgeroepen militairen. Na het einde van de strijd om Antwerpen keerden veel Belgen weer huiswaarts, waarbij de Nederlandse regering voor gratis treinvervoer zorgde. Niet alle vluchtelingen gingen naar huis. Zij die bleven, werden ondergebracht bij particulieren of in speciaal daarvoor opgerichte vluchtelingenkampen (de ‘Belgische dorpen’), onder andere in Uden. In Geertruidenberg kreeg de tekenschool aan de Markt de bestemming van school voor Belgische kinderen. In 1918 kwam nog een laatste golf Franse en Belgische burgers naar Nederland. Zij vluchtten voor het terugtrekkende Duitse leger uit.
Noord-Brabant werd niet alleen overspoeld door vluchtelingen. De provincie werd ook ‘bezet’ door tienduizenden militairen. Alle steden en dorpen kregen plotseling te maken met grote aantallen militairen, die gehuisvest moesten worden. In Geertruidenberg kregen de soldaten, nadat de eerste drukte van de mobilisatie voorbij was, voornamelijk onderdak in de kazernes. In Raamsdonk en Raamsdonksveer werden ze bij particulieren ingekwartierd.