Militair belang

Kanon op een belegeringsaffuit, binnenplaats van de voormalige Marktkazerne voor de ingang van het Arsenaal. Op meer plaatsen in de stad staan kanonnen. Deze zijn niet oorspronkelijk uit Geertruidenberg. Uiteraard hebben in het verleden kanonnen in de vesting gestaan, maar de huidige exemplaren zijn omstreeks 1990 van elders verworven.
Bron: foto Ans Spee.

In de Tachtigjarige Oorlog was Geertruidenberg, evenals andere steden, van strategisch militair belang. De middeleeuwse stadsmuren dienden ter verdediging van de stad zelf. In de zestiende eeuw veranderde dit stadsbelang in landsbelang. Een aaneenschakeling van vestingsteden en vestingwerken moest het hele gebied voor de vijand zo ontoegankelijk mogelijk maken. In 1573 veroverden de Staatse legers Geertruidenberg en onmiddellijk werd door Willem van Oranje een begin gemaakt met de modernisering van de versterking door middel van het aanleggen van een verdedigingsgordel van wallen en grachten rond de stad, alsmede met het aanleggen van schansen ten westen ervan (Noorderbosschans, Middenschans en Koeschans) en van een fort bij Steelhoven. De prinsen Maurits en Frederik-Hendrik zetten dit werk voort. Het ontwerp van een vesting zorgde ervoor dat met zo min mogelijk manschappen zoveel mogelijk slachtoffers onder de aanvallende vijand gemaakt konden worden. Vanuit verschillende posities konden naderende troepen onder vuur worden genomen vanaf de bastions (bolwerken). Aan het begin van de achttiende eeuw waren de vestingwerken rond de stad gereed. Ze bestonden uit een gesloten aarden ring met tien bolwerken omgeven door een gracht en een buitenwal. Deze situatie bleef tot 1813 ongewijzigd bestaan.
Geertruidenberg werd niet alleen een vestingstad, maar ook een garnizoensplaats. Er werden één of meer legerafdelingen ondergebracht. De in de stad gelegerde soldaten kregen inkwartiering bij de burgers, die hiervoor een vergoeding kregen. Bij de berekening hoeveel soldaten een stad kon herbergen ging men uit van de verdubbeling van het inwonertal. Ieder gezin kon evenveel soldaten huisvesten als er gezinsleden waren. Niet iedereen was even blij met zoveel manschappen in huis, die ook nog eens protesteerden als ze ontevreden waren over de bedden of over de zolder waar deze stonden. Er kwamen voorschriften over verwarming, over de kwaliteit van de matrassen en over het aantal soldaten op één kamer. Uiteindelijk gingen een aantal inwoners ertoe over om speciale huisjes voor de soldaten in de tuin of op het erf te bouwen. De in de stad gelegerde compagnieën wisselden regelmatig. Deze bestonden uit huurlingen, vaak van buitenlandse afkomst, die groepsgewijs van garnizoensplaats naar garnizoensplaats trokken. Het kwam regelmatig voor dat er twee compagnieën tegelijkertijd in de stad waren: de groep die zou gaan vertrekken en de groep die ter vervanging kwam. In 1826 werd het probleem van de inkwartiering opgelost door de bouw van de Marktkazerne.
De aanwezigheid van de militairen was van groot economisch belang voor de stad: brouwerijen, lakennijverheid (stof voor het maken van uniformen), hoedenfabrieken, schoenmakerij, smederij en andere middenstanders zoals bakkers en slagers. Iedereen profiteerde in financieel opzicht van het garnizoen.
Bij de vorming van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (Nederland, België en Luxemburg) in 1813-1815 verviel de functie van Geertruidenberg als verdediging van de zuidgrens. De vesting werd ontmanteld. Drie wachthuizen en drie kruithuizen werden gesloopt en de vestingwerken werden gedeeltelijk geslecht. Na de onafhankelijkheid van België werd Geertruidenberg vanaf 1830 opnieuw belangrijk voor de grensverdediging. In de jaren tussen 1834 en 1837 vond herstel van de vestingwerken plaats, nu met acht in plaats van de oorspronkelijke tien bastions, kwamen er een nieuw Kruithuis in het Statenbolwerk, een wachthuis (de huidige Oude Wacht) en de Hoofdwacht bij de Marktkazerne. Ook werd fort Lunette gebouwd als onderdeel van de Nieuwe Waterlinie.
Door veranderingen in de verdedigingsstrategie en invoering van vernieuwde artillerie nam het belang van vestingsteden af. In 1926 werd de waterlinie opgeheven. Hoewel Geertruidenberg garnizoensstad bleef en er nog tot en met de Tweede Wereldoorlog soldaten werden gelegerd, werd in 1913 de vesting opgeheven.