Notabele stoelpoten

Leden van de gemeenteraad van Geertruidenberg in 1921. Van links naar rechts: Toon Segeren, Kees Scherp, Kees Tak, Herman Allard (burgemeester), Sebastiaan Meijers, Nico Meijers (secretaris), Jan Timmermans en Pascal Smolders.
Bron: collectie Bas Zijlmans.

Het gemeentebestuur van Geertruidenberg bestond in 1920 uit mannen, die afkomstig waren uit de bestuurlijke elite van de stad. Hun vaders waren burgemeester geweest (Allard en Meijers), ze waren zelf een groot ondernemer (Allard, Tak en Smolders) of zij dan wel hun vader vervulden bestuurstaken in stedelijke stichtingen, zoals de Godshuizen, en in polderbesturen. In 1921 staan ze allen plechtstatig op de foto, zich bewust van hun verantwoordelijke taak en van de vooraanstaande rol die ze in de Bergse samenleving speelden. Want zij waren de notabelen van de stad, tegen wie de gewone man in die tijd huizenhoog op zag.
De maatschappelijke hiërarchie leek in 1920 onaantastbaar. Je had ‘heren van stand’ en je had het ‘gewone volk’. Toch werd er al voorzichtig aan de notabele stoelpoten gezaagd, ook in Geertruidenberg. Zo was er de excentrieke Tona Vermeeren, door haar familieleden soms ‘tante Snuf’ en door andere Bergenaren ook wel ‘Tona Buil’ genoemd. Tona Vermeeren was een progressieve en ondernemende feministe, die met kort geknipte haren en in broekrok op haar fiets opzien baarde. Ze ging haar eigen weg, schreef over wat ze aan misstanden om zich heen zag, runde een winkel en een drukkerij en paste voor het ‘slaafse juk van het huwelijk’. Volgens haar hielden mannen alleen van volgzame vrouwen. Mannen waardeerden heus wel de krachtig optredende vrouw, maar ze hielden er niet van: “De lachende vrouw verovert mannenharten, de weenende behoudt ze”. Tona streed voor vrouwenrechten, met name het recht van vrouwen om binnen het huwelijk zichzelf te mogen zijn. Ze wees op de belangrijke rol die vrouwen speelden in de opvoeding. Juist daarin lag voor haar een mogelijkheid tot verbetering van de maatschappij. En ze zag vooruitgang: “Veel misstanden zijn gaandeweg aan het verdwijnen: men woont frisscher, kleedt zich fijner. Onderwijs, genees- en heelkunde, protectie van den werkmansstand en onderling verkeer gaan met reuzenschreden vooruit”. Toch ging het mis in de opvoeding, meende ze. Ze baseerde deze gedachte op hetgeen ze zelf ondervond. Tona had namelijk een theetuin opgericht. Een rustige plek op de voormalige Koeschans, waar men geheel tot ontspanning kon komen. Er stonden twee theehuisjes, omgeven door een siertuin, die door een speciaal door haar aangestelde tuinman werd bijgehouden. Met bootjes kon men vanuit de stad de gracht overvaren om in dit kleine paradijsje te komen. Tona richtte zich vooral op de deftige burgerij van Geertruidenberg en omgeving en deze kwam dan ook naar ‘Rustoord’, zoals de theetuin heette. Helaas werd na enige tijd de rust ernstig verstoord door luidruchtige lieden van ‘lager allooi’, waardoor de rijkere klandizie wegbleef en het met ‘Rustoord’ was gedaan. Slecht gedrag door een slechte opvoeding, meende ze. Het experiment leidde tot het faillissement van Tona Vermeeren. Ze bleef aan de Markt wonen, verhuisde naar de Godshuizen en stierf in 1929 op 75-jarige leeftijd.

Theetuin ‘Rustoord’ in 1903. Bron: Brabant Collectie, Universiteit Tilburg.
Theetuin ‘Rustoord’ in 1903.
Bron: Brabant Collectie, Universiteit Tilburg.