Fröbelen

Wandtegel met spelende kinderen, ongeveer 1900.
Bron: Nederlands Tegelmuseum, Otterloo.

“Fröbelen” spreek je uit als “freubelen” en betekent knutselen. Het woord komt van een Duitse mijnheer Fröbel die in 1840 bedacht dat jonge kinderen al knutselend een heleboel konden leren. Hij stichtte scholen, waar hij kinderen tot zes jaar bezighield met door hem bedachte werkjes, zoals papiervouwen en stapelen van blokken. Hij vond de blokkendoos uit. Zijn scholen noemde hij “Kindergarten”. Dat betekent “kindertuin”: een tuin waarin kinderen konden groeien als kool. Ook in Nederland kwamen speciale scholen voor jonge kinderen die werkten volgens zijn methode. Ze werden “fröbelschool” genoemd. Nu waren er al schooltjes voor de kleuters: de bewaarscholen. Eigenlijk bestonden deze alleen uit een soort klaslokaaltje waar jonge kinderen tegen betaling naar toe gebracht konden worden en waar een mevrouw een beetje toezicht hield. De kinderen moesten zichzelf bezighouden totdat ze weer naar huis mochten.
In Geertruidenberg kwamen twee bewaarscholen: in 1842 voor protestantse kleuters in een huis in de Brandestraat (nummer 8) en in 1843 voor katholieke kleuters in de Koestraat (waar nu de nieuwe huizen van het Prinsenhof staan).
De afspraken voor de bewaarschool in de Brandestraat zijn bewaard gebleven, zodat we weten hoe het eraan toeging. De kinderen gingen zes dagen in de week naar de bewaarschool, ’s ochtends van 9 tot 12 uur en ’s middags van 2 tot 4 uur. Woensdagmiddag en zaterdagmiddag waren ze vrij. Kinderen vanaf 3 jaar konden komen, maar ze mochten geen luiers meer dragen. Ook kinderen met een besmettelijke ziekte waren niet welkom. Een lange zomervakantie en de herfstvakantie en voorjaarsvakantie bestonden nog niet. De vrije dagen waren: Kerstmis (8 dagen), zomer (de laatste twee weken van juli) en Pasen (8 dagen).
Als snel vond het bestuur van de bewaarschool dat er op de manier van Fröbel gewerkt moest worden. De bewaarschool moest een fröbelschool worden. Het probleem was, dat de juffrouw hiervoor een speciale opleiding gehad moest hebben. Ze moest zelf naar school gaan om er de methode van Fröbel te leren. Het viel niet mee om een juffrouw met zo’n diploma te vinden, die dan ook nog in Geertruidenberg wilde komen werken. De ene na de andere juffrouw kwam en ging, totdat in 1924 Jacoba Lucas aangesteld werd. Ze was al een jaar hulpjuffrouw en wilde graag het gevraagde diploma halen. Dat lukte en ze bleef vijftig jaar (tot 1973) kleuterjuf. Het huis in de Brandestraat was niet meer geschikt om als schooltje dienst te doen. In 1963 kwam een nieuw houten gebouwtje aan de Mauritsweg met de naam “de Springplank”, dat daar tot 1978 gestaan heeft. In dat jaar waren de nieuwe schoolgebouwen in de Elisabethstraat klaar en konden de kleuters voortaan naar school in “de Biekorf” en in “het Schrijverke”.