Mr. Harmen Adolf van Sloterdijck

Van 1742 tot 1793 was Harmen Adolf van Sloterdijck baljuw van Geertruidenberg. Een schilderij met zijn portret van de hand van Maas van Altena hangt in het oude stadhuis in Geertruidenberg, 1779.

De Fries Herman Adolf van Sloterdijck was van 1742 tot 1793 schout en baljuw van Geertruidenberg. Hij dankte zijn baljuwschap ongetwijfeld aan de aanzienlijke positie van zijn eigen familie in Friesland, die nauwe relaties onderhield met verwanten van de prins van Oranje. Ook zijn schoonfamilie behoorde tot deze kringen. Zo waren zijn zwagers Van Idsinga leden van de Staten van Friesland.  Zijn overgrootvader, Willem Simons van Sloterdijck, was burgemeester van Harlingen. Zijn vader, Titus van Sloterdijck, was raadsheer en zijn broer, Matthijs Arnold van Sloterdijck, was gepromoveerd jurist en werkte als advocaat voor het Friese stadhouderlijke hof, voor het krijgsgerecht, was burgemeester van Leeuwarden en raadsheer.
Herman Adolf van Sloterdijck studeerde, net als zijn broer Matthijs, rechten in Groningen. Hij huwde in 1742 in Ferwert met Adriana Hesselina Arnoltsdochter van Idsinga. Vlak na dit huwelijk vertrok het echtpaar naar Geertruidenberg. Zowel de families Van Sloterdijck als Van Idsinga komen voor in het Stamboek van de Friese adel.
Herman van Sloterdijck stamde uit een regentenfamilie. Dankzij zijn familieconnecties verkreeg hij het ambt van baljuw. Een baljuw is de vertegenwoordiger van de vorst op juridisch gebied. In het graafschap Holland waren acht baljuws met ieder een eigen rechtsgebied. De voornaamste taken van de baljuw waren ordehandhaving en misdaadbestrijding. Het was gebruikelijk dat de baljuw niet uit het rechtsgebied zelf afkomstig was. Als vervolgingsambtenaar spoorde hij de misdrijven op en trad voor de rechtbanken op als openbare aanklager. Hij was zelf geen rechter, maar waakte over de objectiviteit van de rechtbanken. In Geertruidenberg waren beide ambten, dat van baljuw en dat van schout, soms verenigd in één persoon. De baljuw richtte zich op zijn politionele taken in een groter gebied dan de stad zelf. De schout was, net als de baljuw, aanklager in criminele zaken, maar had de stad als werkgebied. De schout zat de rechtszittingen van de schepenbank voor. Daarnaast vormde hij samen met de schepenen en de gemeentesecretaris het dagelijkse bestuur van de gemeente. Tenslotte was de schout het hoofd van de locale politie. De functie van schout lijkt het meest op die van de huidige burgemeester. De functie van baljuw op die van hoofdofficier van justitie.
De regeerperiode van Herman van Sloterdijck in Geertruidenberg was tamelijk tumultueus. Hij maakte de economische recessie mee (1720-1745), was de aanjager van de grootschalige verfraaiing van de stad (1760-1780), weerstond de poging tot patriottistische revolutie (1787) en stierf in de wetenschap dat de Franse legers in aantocht waren (1793). Vrijwel tegelijk met zijn dood was de Republiek der Verenigde Nederlanden en daarmee ook het oude regeringsbestel ten einde.