Naar de markt

Op een jaarmarkt in de stad kon je van alles kopen. Zo’n markt duurde twee weken.
Bron: Miniatuur uit het boek Le Chevalier errant, Nationale Bibliotheek van Frankrijk, Parijs.

In de Middeleeuwen bestonden nog maar weinig steden in Nederland. Natuurlijk waren er plaatsen waar mensen bij elkaar gingen wonen, bijvoorbeeld bij kruispunten van wegen of aan rivieren. Zulke plaatsen waren heel aantrekkelijk voor ambachtslieden (bijvoorbeeld mandenmaker, kleermaker, schoenmaker). Daar kwamen meer mensen dan in een dorpje waar maar een paar boerderijen stonden en dus verkochten ze meer van wat ze maakten. Soms gingen ze naar andere plaatsen om daar hun producten te verkopen. Zo ontstond de handel. Kooplieden kochten in de ene plaats spullen om ze in een andere plaats met winst te verkopen. Die kooplieden wilden dat er wetten kwamen. Ze wilden precies afspreken wanneer er markt zou zijn, wat er moest gebeuren als iemand niet betaalde en welke straf iemand kreeg als hij bij het wegen of meten niet eerlijk was. Deze wetten werden in een brief opgeschreven door de baas van het gebied: de graaf of de hertog. Een dorp dat zulke wetten kreeg, werd een stad en de wetten werden stadsrechten genoemd.
Geertruidenberg kreeg 800 jaar geleden stadsrechten van graaf Willem I van Holland.
Hij bepaalde dat in Geertruidenberg drie keer per jaar een markt gehouden mocht worden: in juli, in september en in oktober. Misschien ken je wel de weekmarkt. Dat is een markt op een vaste dag in de week, bijvoorbeeld iedere vrijdag. Een markt die in een vaste periode in het jaar wordt gehouden, noemen we een jaarmarkt.
In Geertruidenberg waren dus drie jaarmarkten. Van overal vandaan kwamen mensen naar zo’n markt. Ambachtslieden verkochten er hun spullen. Dorpelingen uit de omgeving kwamen inkopen doen. Boeren verhandelden hun vee. Zo’n jaarmarkt duurde twee weken aan één stuk. Iedere dag klonk de kerkbel als teken dat de handel op de markt mocht beginnen en iedere avond klonk weer de bel als de markt moest sluiten. Voor de kinderen uit Geertruidenberg waren de weken dat er jaarmarkt was heel spannend. Er kwamen niet alleen handelaren en kopers naar de stad, maar ook muzikanten, toneelspelers, kwakzalvers (die zogenaamd voor ieder kwaaltje een zalfje hadden) en barbiers (die niet alleen haren knipten maar ook tanden trokken).