Ondergang Grote Waard

Reconstructie van de Verdronken Grote Waard. Geertruidenberg ligt voortaan ten zuiden van de Biesbosch.
Bron: Historische Vereniging Werkendam en De Werken.

Bij de Sint-Elisabethsvloed van 1421 braken op verschillende plaatsen de dijken van de Grote Waard en stroomde het gebied vol water. De enorme polder kwam grotendeels blank te staan en diepe brede geulen werden uitgesleten, zoals het huidige Hollands Diep bij Moerdijk. Geertruidenberg kwam aan een binnenzee te liggen en ook tussen de stad en Oosterhout ontstond een meer, zodat Geertruidenberg bijna helemaal door water was omgeven. De kleine rivier De Donge veranderde in een brede stroom. Beperkte delen van deze watervlakten zijn tussen 1500 en 1800 opnieuw ingepolderd en weer als landbouwgrond in gebruik genomen. Door het neerslaan van slib veranderde de binnenzee langzaam in de Biesbosch zoals wij die nu kennen met begroeide eilandjes en kreken. Maar dan zijn wel een paar eeuwen verder.
De vloed van 1421 betekende voor Geertruidenberg in eerste instantie een ramp. De toegangswegen naar de stad waren volledig weggespoeld. De enige voordelen waren dat de stad voortaan beter per schip bereikbaar was en dat de vissers op het ontstane water goede zaken konden doen.
Hoe kon het nu gebeuren dat zo’n grote, goed georganiseerde polder weggevaagd kon worden? Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. Ten eerste ontstond binnen de bestuurders van de polder onenigheid, waardoor het toezicht op het onderhoud van de dijken verminderde. Ten tweede waren de heren die de bestuurders op het matje hadden kunnen roepen druk bezig met het veilig stellen van hun eigen positie in verband met de Hoekse en Kabeljauwse Twisten. Ten derde vond op grote schaal turf- en zoutwinning plaats, waardoor er enorme putten binnen en buiten de dijken ontstonden die de boel danig ondermijnden. En tot slot spanden natuurkrachten die nacht in 1421 samen: springvloed, storm en hoge rivierstand. Het water kon nergens anders heen dan van alle kanten tegen de dijken beuken.
In en buiten de polder bevond zich veel veengrond. Dit veen werd afgegraven en gedroogd tot turf. Turf werd als brandstof gebruikt en was in die tijd ontzettend belangrijk, zoals nu voor ons olie is. In het westen van Noord-Brabant bevatte de veengrond bovendien zout door overstromingen met zeewater in vroegere tijden. Ook zout was een kostbaar goedje. Door verbranding van de turf uit dit veen en het spoelen van de as kon men het zout eruit halen. De heren verdienden veel geld door moernering (turfsteken) en darinkdelven (zoutwinning), maar dit geld werd onvoldoende in het onderhoud van de Grote Waard gestoken.

Als je meer wilt weten over turfsteken, klik dan hier

v8_5

Brokken veen liggen in de zon te drogen tot turf. Veen is ontstaan uit afgestorven,
wat je aan de structuur van de brokken kunt zien.