Synagoge

De synagoge in Geertruidenberg.
Bron: foto Ans Spee.

De kern van het joodse geloof en van het joodse religieuze leven is de Thora, de vijf boeken van Mozes. Deze zijn op perkamenten rollen geschreven en de inhoud ervan komt overeen met het christelijke Oude Testament. Iedere joodse gemeente heeft dergelijke rollen. Ze worden bewaard in een vaak rijk geborduurde mantel en bovenop de rol staat een siertoren of kroon. Over de mantel wordt een schild aangebracht met daarop de naam van de schenker en het jaar van de schenking. Belangrijk is de handwijzer: een klein handje op een steel, waarmee de lezer de tekst aanwijst. De wetsrollen worden bewaard in een Arke, een open kast met voorhang, die zich steeds aan de oostkant van de synagoge bevindt. In het midden van de ruimte staat een verhoging met lessenaar, waarop de wekelijkse voorlezing (door middel van zang) plaatsvindt. De mannen zitten in de zaal, de vrouwen aan de zijkant.
De synagoge in Geertruidenberg is in 1875 in gebruik genomen. Door middel van een schnorrbrief (bedelbrief) aan alle joodse gemeenten in Nederland zamelden Jacob Kalker en Mozes Kooperberg voldoende geld bijeen om de bouw ervan te realiseren. Aan het stadsbestuur werd een subsidie van honderd gulden gevraagd alsmede om een smalle strook grond aan de Brandestraat. Beide verzoeken werden ingewilligd.
Op vrijdag 23 oktober 1875 vonden de inwijdingsplechtigheden plaats. Met twee rijtuigen werden de heilige wetsrollen van het huis van de familie Kalker in de Koestraat naar het nieuwe gebouw gebracht. Naast de gehele joodse gemeente waren aanwezig de burgemeester van Geertruidenberg, een aantal leden van de gemeenteraad, de plaatselijke garnizoenscommandant en de predikant van de Nederlands Hervormde gemeente. De volgende dag konden de Bergse Joden voor het eerst op sabbat naar hun nieuwe sjoel gaan.
De kleine synagoge kent niet veel uiterlijk vertoon. De torentjes op de gevel symboliseren de Thorarollen. In de punt van de gevel zijn twee stenen tafels aangebracht die de Tien Geboden weergeven en boven de deur staat de hebreeuwse tekst gezegend hij die binnengaat en gezegend hij die hier weggaat.
In 1917 zorgde Heijman Kalker ervoor dat het interieur werd opgeknapt: witten van de muren, bronzen van de kandelaars, nieuwe vloerkleden, lopers en gordijnen. Ook het exterieur werd geverfd. Deze onderhoudswerkzaamheden betaalde hij uit eigen zak.
De hele joodse gemeenschap koesterde het kleine sjoeltje als een bijzondere plaats waarvoor kosten noch moeite werden gespaard om dit te behouden. In 1924 bijvoorbeeld borduurde de joodse damesvereniging onder leiding van Louise Kalker-Kalker nieuwe Thoramantels met toebehoren en bekostigde Heijman Kalker nieuwe kleden voor bima (podium met lessenaar) en hechal (kast voor de wetsrollen). De aron hakodesj (ark) kreeg tevens een nieuw voorhangsel.
Het viel niet mee om de joodse gemeente financieel draaiend te houden: onderhoud synagoge, kosten van de diensten, bijdrage voor de begraafplaats en kosten voor onderwijs. De lasten werden door slechts een paar personen gedragen en toen Heijman Kalker in 1933 overleed, lukte het niet meer om de synagoge open te houden.
Na de Tweede Wereldoorlog kocht de gemeente Geertruidenberg de synagoge voor het bedrag van 2.500 gulden. Het gebouw werd garage voor de brandweer. Om de brandweerwagen toegang te verschaffen, verbreedde men de grote deur. In 1985 verkocht de gemeente het gebouw aan particulieren. Het is niet bekend wat er met het rijke interieur van de synagoge is gebeurd.
Een klein gedeelte ervan kon door dominee Visser in veiligheid worden gesteld. Na de oorlog droeg hij deze spullen over aan de Joodse gemeenschap in Breda.