Vriendjespolitiek

Gezin van goede komaf in de pruikentijd.

In welk gezin je geboren werd, was in de achttiende eeuw bepalend voor je verdere leven. Hoe goed je ook was op school, hoe hard je ook werkte, als je geen familieleden had die als ‘kruiwagen’ een baan met financiële vooruitzichten voor je konden regelen, bleef je in hetzelfde kringetje van afhankelijkheid. In die achttiende eeuw begonnen mensen hiertegen in opstand te komen. Ze vonden dat alle mensen gelijk geboren waren en gelijke kansen moesten kunnen krijgen, onafhankelijk van hun afkomst, geloof of sociale status. In de Declaration of Independence van de Verenigde Staten van Amerika, die voor het eerst op 4 juli 1776 werd voorgelezen, staat dan ook: We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness (Wij beschouwen deze waarheden als vanzelfsprekend: dat alle mensen als gelijken worden geschapen, dat zij door hun schepper met zekere onvervreemdbare rechten zijn begiftigd, dat zich daaronder bevinden het leven, de vrijheid en het nastreven van geluk).
In Geertruidenberg was men in 1787 nog niet zover. Het bestuur van de stad was in handen van leden van een paar families, die door huwelijk onderling verwant waren. Zij regeerden in de achttiende eeuw als aristocraten over hun medeburgers en zorgden ervoor dat alle bestuursambten binnen de familie bleven. Uiteraard waren dit protestantse families. Katholieken mochten inmiddels wel hun eigen geloof en kerk hebben, maar officiële overheidsfuncties waren voor hen verboden gebied. Het waren de katholieke ondernemers in de stad die in opstand kwamen en hier het patriotse verzet leidden. De patriotten wilden af van het uit de middeleeuwen stammende benoemingsrecht door de heer van Geertruidenberg (in die jaren stadhouder Willem V) en streefden naar een gekozen volksvertegenwoordiging. Niet de heer, stadhouder of koning bepaalde het leven van de bevolking. Nee, dat recht lag bij de bevolking zelf. De stadhouder en ook de aristocraten in het stadsbestuur moesten dus weg, vonden ze. Maar die Bergse aristocraten hadden op dat moment nog teveel macht en werden hierin gesteund door een groot gedeelte van de inwoners, die weer van hen afhankelijk waren. De patriotten zochten steun bij andere patriotten, bijvoorbeeld die uit Raamsdonk en Raamsdonksveer. In een aantal Nederlandse steden was het oude bestuur door patriotten aan de kant gezet en stadhouder Willem V vluchtte uit Den Haag naar Nijmegen. Het Pruisische leger kwam Willem V te hulp. Zijn vrouw Wilhelmina was namelijk de zus van de koning van Pruisen. De patriotten werden verslagen en weken (tijdelijk) uit naar Frankrijk. Voorlopig moesten de plannen voor modernisering van de samenleving opzij gezet worden.
De situatie in Geertruidenberg bleef tot 1793 onveranderd. Heel even waren de verhoudingen duidelijk geworden tussen de aristocraten (stedelijke magistraat), de orangisten (van hen of van de heer afhankelijke inwoners) en de patriotten (katholieke ondernemers en hun medestanders). De orangisten droegen oranje linten en zwaaiden met de prinselijke oranjevlag na de overwinning door het Pruisische leger. Ze plaatsten zo’n vlag op de kerktoren en bouwden triomfbogen in de stad. De patriotten lieten hun kokarden (pluimen op de hoed, meestal groen-wit) zien en werden vervolgens door de orangisten lastig gevallen. Er vonden pesterijen plaats en de ruiten van hun woningen werden ingegooid. De Bergse aristocraten slaagden erin de rust te herstellen door de ergste oranjeklanten te berechten, de patriotten amnestie te verlenen en verder alles bij het oude te laten. Maar helemaal zoals het was, werd het niet meer. Onderhuids bleef het broeien. Na de komst van de Fransen in 1793 en 1794/95 veranderde de samenleving definitief.