Van watersnood tot deltahoogte

Overzicht van overstroomde gebieden en aantallen slachtoffers in 1953. Geertruidenberg, Raamsdonk en Raamsdonksveer liggen aan de oostelijke rand van het getroffen gebied.
Bron: Bosatlas, Nederland als Waterland.

Aan natte voeten waren de inwoners van Geertruidenberg wel gewend. Vrijwel ieder jaar trad de rivier de Donge buiten zijn oevers en kwamen kaden en weilanden onder water te staan. Aanvankelijk raakte men in de vroege ochtenduren van 1 februari 1953 dan ook niet in paniek toen het water over de Dongekade kwam. Om ongeveer 3.00 uur die ochtend meldde de portier van de Dongecentrale per telefoon dat de situatie toch wel zorgelijk was, omdat er een gat in de dijk was geslagen en het water inmiddels anderhalve meter hoog op het fabrieksterrein stond. Op ongeveer hetzelfde tijdstip kwam het bericht dat ten noorden van de stad een gat in de Dongedijk was ontstaan, waardoor de polders onderliepen. Het water ging de stad bereiken! Om 5.00 uur was de situatie zo ernstig dat besloten werd de sirenes te laten loeien om de inwoners te waarschuwen. Bewoners uit de geheel of gedeeltelijk ondergelopen straten (Dongekade, Waterpoortstraat, Bastionstraat, Haven, Havendijkstraat, Gasthuisstraat, Dordtsestraat, Bierstraat, Sterrestraat, Zoutmanstraat, Venestraat, Burgemeester Meijersstraat, Deken Van der Venstraat, Kloosterstraat, Meistraat, Galcisstraat, Vestingstraat, Dijkstraat, Plantsoen, Brandestraat, Zuidwal, Stadsweg, Mauritsweg, Burgemeester Allardstraat en Emiliastraat) vluchtten naar de hoger gelegen Markt. Boeren uit de polders brachten ook hun vee hiernaar toe. Van de 775 huizen in de stad hadden 303 waterschade. In Raamsdonk en vooral Raamsdonksveer was de situatie nog ernstiger: van de 1495 huizen stonden 1100 woningen in het water.
Die nacht sliep men in de rest van Nederland. Niemand wist wat er zich in het zuidwesten afspeelde. In de laatste radio-uitzending van 23.00 uur de avond ervoor had men wel gewaarschuwd voor gevaarlijk hoogwater, maar dat was het laatste bericht, omdat toen ’s nachts niet werd uitgezonden. Pas met het eerste nieuwsbericht om 7.00 uur ’s ochtends werd de rest van Nederland zich bewust van het feit dat er een ramp had plaatsgevonden en dat nog steeds duizenden mensen door het water bedreigd werden. In de overstroomde gebieden was men die nacht dus op zichzelf aangewezen. Soms deed de telefoon het nog en kon men om hulp vragen. Vrijwel overal was de elektriciteit uitgevallen en probeerden de inwoners in het pikkedonker met zandzakken het water tegen te houden of zich in veiligheid te stellen. Toen het die ochtend van 1 februari licht werd, beseften velen pas hoe erg het was.
Twintig dagen na de watersnoodramp werd al een Deltacommissie geïnstalleerd, die adviezen zou gaan geven over de veiligheid in het zuidwesten van ons land. Een ramp als deze mocht zich nooit meer voordoen. Het was een moeilijke opgave, want de grote rivierverbindingen met de havens van Rotterdam en Antwerpen dienden open te blijven. Men kon dus niet zomaar alle zeegaten afsluiten. Uiteindelijk ontstond een uitgebreid systeem van waterkeringen: dammen, sluizen, stormvloedkeringen en dijkverhogingen voor het hele land. Tientallen jaren is aan de Deltawerken gebouwd. In 2010 werd bij de Harlingse Keerdam de laatste dijk op ‘deltahoogte’ gebracht en waren de Deltawerken officieel compleet. Ook in de omgeving van Geertruidenberg zijn in het kader hiervan de dijken langs de Donge verhoogd. In 1994 was dit werk klaar en als aandenken werden de laatste achttien zandzakken in beton gegoten en als kunstwerk op de dijk bij het fietspad tussen Kloosterweg en viaduct A59 geplaatst.

v37_5
Kunstwerk van achttien zandzakken in beton, in drie lagen gestapeld tot een zitbank. Het kunstwerk is naar een idee van Hans van Eersel van het Hoogheemraadschap en werd in oktober 1994 geplaatst op de Dongedijk ten zuiden van de Kloosterweg ter gelegenheid van het bereiken van de deltahoogte van deze dijk.
Bron: VVV-Geertruidenberg.