Bergenaren Willem Sassen (links) en zijn broer Alfons in hun SS-uniformen.
Bron: Gerard Groenevelt, Kriegsberichter, Nederlandse SS-oorlogsverslaggevers 1941-1945.
In Geertruidenberg was vrijwel iedereen tegen de Duitsers, net zoals in de rest van Nederland. Een aantal inwoners was pro-Duits en zij werden dan ook na de oorlog beschuldigd van collaboratie met de vijand. Zo woonden in 1940 zeven Rijksduitsers in de stad, mensen met de Duitse nationaliteit. Eén van hen, Naumann aan de Centraleweg, schilderde zelfs een hakenkruis op het dak van zijn huis bij de nadering van de Duitsers. Na de oorlog vonden zuiveringen plaats. Mensen die ervan verdacht werden in de oorlog de zijde van Duitsland gekozen te hebben en hierdoor Nederlanders benadeeld hadden, moesten voor de rechter verschijnen, waarna deze een vonnis over hen uitsprak. In totaal werden 41 Bergenaren in staat van beschuldiging gesteld. Zij waren lid van de SS (1), lid van de NSB (2), sympathiserend met de NSB (8), pro Duits (23) of Rijksduitsers (7). Overigens werden ze niet allemaal veroordeeld en bleek de beschuldiging soms niet te kloppen, maar het stempel ‘fout’ droegen ze nog lang met zich mee.
Echt fout waren de leden van de familie Sassen. Het gezin woonde tot 15 oktober 1941 aan de Stationsweg tot vader Jan, lid van de NSB, burgemeester werd in Veghel. De zonen Willem en Alfons werden lid van de SS en streden aan het oostfront. Waarschijnlijk sneuvelde Alfons daar. Willem was journalist en raakte gewond. Hij overleefde, ging door met schrijven voor Goebbels, de propagandaminister van Hitler, en werd goede maatjes met nazi-beul Eichmann. Na de oorlog belandde Willem Sassen samen met andere pro-Duitse Nederlanders in een interneringskamp. Hij wist te ontsnappen, werd weer opgepakt en ontsnapte weer. Uiteindelijk vluchtte hij naar Argentinië, waar hij opnieuw in contact kwam met de eveneens gevluchte Eichmann. Sassen werkte als pr-medewerker voor de dictators Peron van Argentinië, Stroessner van Paraguay en Pinochet van Chili. Willem Sassen is nooit meer in Nederland teruggekomen en op 84-jarige leeftijd in Zuid-Amerika overleden.
Er waren echter ook goede Duitsers in Geertruidenberg. Regelmatig gaven Duitse officieren waarschuwingen door aan de Bergse verzetsgroepen over op handen zijnde razzia’s of vorderingen. In de stad waren drie verzetsgroepen actief.
Groep 1 gebruikte het telefoonnet van de PNEM om berichten door te geven over de Duitse verdedigingswerken bij Geertruidenberg en van verzetsgroepen van elders in Nederland. Uiteraard waren de berichten in codetaal. Later werden ook de telefoonnetten van de PGEM (Gelderland) en PLEM (Limburg) aan dat van de PNEM gekoppeld, zodat het bereik nog groter was. Deze groep bestond uit ingenieur Lindo, het echtpaar Van der Put, de heer Heidema en dokter Jo Jaspers. Ze vielen onder de Nederlandse sectie van het Bureau Inlichtingen in Londen.
Groep 2 hield zich bezig met het vervalsen van persoonsbewijzen en met hulp aan onderduikers, met name degenen die zich verborgen hielden voor tewerkstelling in Duitsland. Deze groep bestond uit politiesergeant Van ’t Hul, J. van Meeuwen directeur van de Juinfabriek, dokter Jaspers, de heer Perridon, notaris Heijmans, een aantal gemeenteambtenaren en opperwachtmeester van de Rijkspolitie Van der Mooren.
De derde verzetsgroep bestond voornamelijk uit jongeren. Ze gaven het illegale blad ‘De Ratel’ uit, verzorgden koeriersdiensten, namen Duitsers gevangen die ze in boten in de Biesbosch onderbrachten, doodden Nederlandse SS-ers en hielpen na de bevrijding van Geertruidenberg de Biesbosch-crossers (vluchtelingen vanuit het nog bezette deel van Nederland). Deze groep bestond uit Roel Bakker, Reint van Dongen, Roel van Dongen, Paul van Dongen, Nico van Bragt, Joop Hofman, Gé Schreuders, Jan Hubertus, Annie Bakker, J. Rijpert, H. Valkestijn, dominee Visser, J. Gulickx en Tip Bianchi.
Alle drie de groepen onderhielden contacten met verzetsmensen in de omgeving, zoals die uit Raamsdonksveer, Made en Capelle. Het was bijzonder gevaarlijk wat de Bergse verzetsmensen ondernamen en een aantal van hen zijn daadwerkelijk opgepakt, maar overleefden hun arrestatie. In verband met sabotage aan het spoor bij Geertruidenberg in 1944 pakten de Duitsers willekeurige burgers op in de hoop dat de werkelijke daders zich vrijwillig zouden melden. Toen dat niet gebeurde, werden vier mannen meegenomen. Het waren C. Schalken, Jac. van Biezen, H. Goossens en P. van Seeters. C. Schalken en H. Goossens zijn vervolgens omgekomen in kamp Neuengamme in Duitsland.
Bron: Biesbosch Museum, Werkendam, De Biesbosch in WO II.