In Geertruidenberg werd in 1793 een vrijheidsboom voor het stadhuis neergezet, omdat de mensen blij waren dat de Fransen waren gekomen. Er werd gefeest en rond de vrijheidsboom gedanst. Maar niet iedereen in de stad was blij…
In Frankrijk was een revolutie geweest. De koning en koningin waren gevangen genomen. Alle bestuurders van het land werden onthoofd met de guillotine. In 1793 kwamen de Franse legers naar Nederland om te helpen om ook hier een andere regering te krijgen. De Fransen riepen: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Vrijheid voor de inwoners om eigen keuzes te maken zonder dat de regering alles voor je bepaalt. Gelijkheid van iedereen. Of je vader directeur, timmerman of boer is, of je protestant of katholiek bent: iedereen is gelijk. En broederschap wil zeggen dat alle mensen samen hun eigen bestuur kiezen en als broers voor elkaar zorgen. Nu vinden we deze dingen eigenlijk heel gewoon, maar in 1793 was dat nog helemaal niet zo. Mensen die deze veranderingen wilden, waren natuurlijk blij met de Fransen. Ze vierden feest en dansten op straat rond vrijheidsbomen. In Geertruidenberg werd ook feest gevierd rond de vrijheidsboom die voor het stadhuis stond. Niet iedereen in de stad was blij. Zij hadden liever alles bij het oude gelaten. Ze kregen nog even hun zin, want de Fransen kwamen niet verder dan de rivier de Maas. Het lukte ze niet om heel Nederland te veroveren. Daarom gingen ze weer terug naar Frankrijk, maar twee jaar later, in 1795, lukte het ze wel om over het ijs van de bevroren rivieren ook het noorden van Nederland te bereiken. Daarna waren de Fransen bijna twintig jaar in Nederland de baas: van 1795 tot 1813.
Het waren onrustige jaren in Geertruidenberg. De mensen waren altijd gewend geweest dat de prinsen van Oranje de baas waren in de stad en nu opeens was alles anders. Aan wie moesten ze belasting betalen? Aan het nieuwe stadsbestuur? Aan de vroegere rentmeester van de prins? En al die nieuwe Franse regels, wat moesten ze daarmee? Plotseling moest je anders gaan rekenen. Eeuwenlang was je gewend om alles op te meten met je eigen lichaam. Bijvoorbeeld met je elleboog (de el: de lengte tussen vingertop en elleboogpunt, ongeveer 60 centimeter), je duim (de dikte van een duim, ongeveer 2,5 centimeter) of je voet (de lengte van een voet, ongeveer 30 centimeter). Nu moest je een liniaal met centimeters gaan gebruiken. En dan de wet dat je een achternaam moest hebben, helemaal raar. Iedereen wist toch wie je was? Dat hoefde toch niet in een boek in het stadhuis opgeschreven te worden? Je hele leven was je al Jan Pieterszoon en nu moest je een achternaam erbij hebben. Nou, dan maar Jan Pieters. Maar dat betekende dat Kees, de zoon van Jan Pieters, niet meer Kees Janszoon zou heten, maar Kees Pieters, want eenmaal gekozen achternamen konden niet meer veranderd worden. Dan kon je misschien beter kiezen voor Jan van den Berg, naar Geertruidenberg waar je woonde. Wat een gedoe!
Het duurde een hele tijd voordat de mensen in Geertruidenberg eraan gewend waren en stopten met mopperen over de veranderingen en met ruziemaken over wie in het nieuwe stadsbestuur mocht zitten.
Wil je meer weten over de Franse tijd in Nederland klik dan hier.
Wil je meer weten over oude maten en gewichten in Geertruidenberg klik dan hier.