Portret van Jacoba van Beieren (1401-1437).
Jacoba van Beieren had geen gelukkig leven, zowel privé als politiek. Ze trouwde vier keer en werd gedwongen haar graafschappen af te staan aan haar neef, de hertog van Bourgondië.
Toen Jacoba vijf jaar oud was, werd ze uitgehuwelijkt aan de zoon van de Franse koning. De beide jongelieden groeiden samen op aan het hof van Jacoba’s moeder Margaretha. Margaretha was een sterke, struise vrouw, die het centrum van de Hoekse machtsbasis vormde en tot aan het einde de touwtjes van Jacoba’s leven in handen had. Jacoba’s Franse echtgenoot stierf jong en Jacoba had dringend een nieuwe gemaal nodig die met kracht haar aanspraken op de graafschappen Holland en Henegouwen kon verdedigen. Margaretha regelde die voor haar. Het werd haar neef Jan van Brabant. Jan bleek echter een makkelijk te beïnvloeden persoon en hij kwam volledig onder de plak te zitten van Jacoba’s tegenstander: haar oom Jan van Beieren. Het kwam goed uit dat de paus de aanvankelijk gegeven toestemming voor het huwelijk tussen nicht en neef weer introk. Jacoba werd door haar moeder naar het Engelse hof gestuurd om daar een nieuwe huwelijkskandidaat te zoeken, zodat steun vanuit Engeland gegarandeerd werd. Nog voor haar huwelijk met Jan van Brabant officieel ontbonden was, trouwde ze in Engeland met Humphrey, hertog van Gloucester en broer van de Engelse koning. In die tijd stierf Jan van Beieren, de tegenstander van Jacoba, onder verdachte omstandigheden. Hij zou vergiftigd zijn. Met de dood van haar kwelgeest was Jacoba echter niet van haar problemen af. Haar aanhang in Holland en Henegouwen was behoorlijk geslonken. Hoe kon een overspelige gravin nu betrouwbaar zijn? Bovendien ontpopte haar neef Filips van Bourgondië zich als nieuwe tegenstander. De Engelse hulp waar Jacoba op gehoopt had, kwam niet. Humphrey trok zich terug, ontbond het huwelijk en trouwde met een lieftallige dame uit Jacoba’s hofhouding. En ook Jan van Brabant liet zich door Filips inpalmen, waardoor Jacoba helemaal alleen kwam te staan. Ze werd door Filips gevangen gezet in Gent, maar ze ontsnapte door verkleed als man de stad te ontvluchten. Ze trok naar Schoonhoven, waar de Hoekse aanhang haar enthousiast binnenhaalde. Even zag het ernaar uit dat haar spectaculaire ontsnapping de Hoeken nieuwe moed zou inblazen, maar de steden kozen overwegend voor Filips. Gouda, Geertruidenberg en een paar andere steden bleven aan de kant van Jacoba. Wat volgde was een burgeroorlog, die bakken met geld kostte en hele dorpen met de grond gelijkmaakte. Jacoba was blut en haar rol bleek uitgespeeld. In 1433 droeg ze haar graafschappen over aan haar neef Filips van Bourgondië.
In datzelfde jaar trouwde ze voor een vierde keer met de rijke Zeeuwse edelman Frank van Borssele, een Kabeljauw. De laatste drie jaar van haar leven bracht ze in relatieve rust door. In 1437 stierf ze aan de tering (tuberculose). In haar testament had ze bepaald dat ze in Sint-Maartensdijk, waar Frank één van zijn kastelen had, begraven wilde worden, maar evenmin als over haar leven had ze zeggenschap over haar dood. Ze kreeg haar laatste rustplaats in de Haagse hofkapel.
Het verhaal gaat dat Jacoba een buitenechtelijke relatie had met Dirk van de Merwede, de slotvoogd die in 1420 vanaf het kasteel in Geertruidenberg de eigen stad in brand schoot om de burgers te straffen voor het openen van de poorten voor de Dordste Kabeljauwen. Dirk was inderdaad een trouwe Hoekse aanhanger en ontving Jacoba regelmatig op het Bergse kasteel. Hij zou zelfs Jacoba hebben geholpen om te ontsnappen uit Gent en hij stond Jacoba bij in de slag om Alphen, waarna zij hem tot ridder sloeg. Dit zijn de feiten en naar de rest kunnen we slechts raden.