Het wapen van Made is afgeleid van een afbeelding op de Franse munt van twee sol uit 1792.
Hoofdrolspelers bij de afscheiding van het dorp Made van de stad Geertruidenberg waren molenaarszoon Jacobus Wijnen enerzijds en bestuurder Jacobus van Vuren anderzijds. Wijnen was katholiek, patriot en mede-initiatiefnemer van de ‘Madese revolutie’. Van Vuren was protestants, prinsgezind en al jaren gezworene van Made.
In 1793 vond van 27 februari tot 16 maart een bezetting van Made door het Franse leger plaats. Voor Jacobus Wijnen was deze periode een leerschool. Hij verdiepte zijn kennis over de idealen van de patriotten en hoorde hoe hij moest handelen op het moment dat de patriotten aan de macht kwamen. Uitgeweken Nederlandse patriotten als generaal Westerman en adjudanten Rom en Ondaatje bevonden zich onder de troepen die in Made neerstreken. Wijnen was al aanhanger van het patriottisme vóór 1793, want zodra de Fransen in aantocht waren, plaatste zijn knecht de Franse vlag op de molen. Zijn tegenstander Jacobus van Vuren vroeg zich af waarom die vlag daar zo snel wapperde, want in het verleden was men bij de molen nooit zo snel om de oranje vlag te hijsen. Jacobus Wijnen onderhield nauwe contacten met dorpsdokter Hermanus van Rhijn en met Jacobus Leemans, Adriaan Avontuur, Jan de Laat en Hendrik van de Made. Allemaal katholieke mannen, die de capaciteiten hadden om bestuurstaken te vervullen, maar door de ondergeschiktheid aan Geertruidenberg en het feit dat katholieken geen publieke functie mochten vervullen hiertoe geen kans hadden. Deze mannen vinden we dan ook terug in het eerste gekozen dorpsbestuur van 1795, waarbij Jacobus Wijnen en Jacobus Leemans duidelijk de regie in handen hadden. Dat ze zich hadden laten inspireren door de ideologie van de met het Franse leger meegekomen patriotten blijkt uit het dorpswapen dat na de omwenteling in gebruik werd genomen. Het is een kopie van de afbeelding op Franse munten uit 1792 die ongetwijfeld bij de bezetting van Made daar terecht waren gekomen. De muts op de bundel twijgen is een jacobijnenmuts: het revolutionaire symbool bij uitstek.
Voor Jacobus van Vuren daarentegen was de korte Franse bezetting van 1793 een beproeving. Hij zette zijn ontberingen op schrift om de Nassause Domeinraad ervan te overtuigen dat het dorp schadevergoeding verdiende en hij zelf in het bijzonder. Hij schreef: Ook heb ik in die eerste veertien dagen uijt mijne kleederen niet geweest. Generaal Westerman, zijn adjudanten en gevolg hadden zich namelijk in zijn huis gevestigd en hij moest voor allerlei zaken zorgen: eten, drank, paarden, karren, pioniers, gidsen te voet en te paard en alle andere zaken die het leger nodig had. Dag en nacht deden ze een beroep op hem. Tot grote schrik van Van Vuren werd pal voor zijn huis een vrijheidsboom opgericht en werd hij gedwongen om onder die vervloekte boom te dansen. Op zoek naar een betrouwbaar iemand die Frans sprak, stuitte hij bij toeval op juffrouw Johanna Zwaan, afkomstig uit Den Haag. Zij was al jaren zijn achterbuurvrouw, maar blijkbaar had hij tot dan toe nooit aandacht aan haar besteed. Tot zijn verrassing bleek ze voortreffelijk Frans te spreken en bereid te zijn voor hem als tolk op te treden. Op 14 mei 1794 traden ze in het huwelijk.