De joodse begraafplaats in Oosterhout, waar ook de joodse inwoners van Geertruidenberg begraven werden.
Bron: Eli en Dinie Maas.
Tussen de veertiende en achttiende eeuw woonden al incidenteel Joden in Geertruidenberg, zoals Hans de Jood die in 1361 onrechtmatig door het stadsbestuur gevangen werd gehouden en Michiel Worms die tussen 1677 en 1682 een bank van lening dreef. Van het stadsbestuur kreeg Worms toestemming om in zijn huis in stilte joodse ceremoniën of wette uit te oefenen.
In 1794 kende Geertruidenberg slager Simon Abrahams en twintig jaar later, in 1814, slager/koopman David Simons met zijn gezin en zijn vader Simon Simons. David kwam uit Waspik en waarschijnlijk vestigde hij zich in Geertruidenberg om de slagerij van zijn oom over te nemen. De zus van zijn moeder was getrouwd met Simon Abrahams. Omstreeks dezelfde tijd kwam het gezin Kalker-Hartog naar Geertruidenberg. Beide gezinnen met gezamenlijk twintig kinderen vormden de basis voor de kleine joodse gemeenschap hier. Voor de uitoefening van hun geloof troffen ze elkaar in een speciaal daarvoor ingerichte kamer in de woning van David Simons in de Brandestraat en later in het huis van Salomon Kalker in de Koestraat. Hun doden begroeven ze op de joodse begraafplaats aan de Pannenhuisstraat in Oosterhout.
Omstreeks 1870 telde de joodse gemeente in Geertruidenberg 26 lidmaten, waaronder vijf personen uit Raamsdonksveer (de familie Kooperberg, waarvan een zoon zich later in Geertruidenberg zou vestigen) en soldaten van het garnizoen. In dat jaar zouden spoedig nog zes kinderen de leeftijd bereiken om de kerkelijke diensten bij te gaan wonen. Er was dus behoefte aan een eigen kerkgebouw, omdat de kamer in de woning aan de Koestraat te klein en te slecht was geworden.
In 1875 werd de nieuwe synagoge in de schaduw van de grote Geertruidskerk in gebruik genomen. Voor het eerste konden de Joden in Geertruidenberg op sabbat naar hun nieuwe sjoel gaan, waar vanaf 1909 ook Joden uit Capelle (de gebroeders Hakkert) en Waspik (familie De Jong) de diensten gingen bijwonen.
De familie Kalker in Geertruidenberg was alom gerespecteerd. Vooral Heijman Kalker en zijn vrouw Louise hebben veel voor de stad en uiteraard voor hun eigen joodse gemeente gedaan. Bij hun koperen huwelijksfeest in 1914 bleek de waardering van stadgenoten uit de uitgestoken vlaggen en de serenade door harmonie Apollo. Door het overlijden van voorzanger Jacob Goetman in 1932 en Heijman Kalker in 1933 werd de joodse gemeenschap zwaar getroffen. Toen daarna ook de families Wijzenbeek en Fuldauer vertrokken, bleven vier gezinnen in Geertruidenberg over. In 1941 was het aantal nog verder geslonken tot slechts het gezin Kooperberg in de Koestraat en de oudere leden van de familie Kalker. In 1942 werden zij opgepakt en naar kamp Vught gebracht. Van daaruit gingen ze op transport naar Auschwitz en Sobibor, waar ze in 1942 en 1943 zijn vergast. Enkele leden van het gezin Kooperberg konden tijdig onderduiken en overleefden de oorlog.