Zelfportret van Juliana de Lannoy op zestienjarige leeftijd, vier jaar voordat ze naar Geertruidenberg kwam.
Bron: Wilhelmina Oostrum, Juliana Cornelia de Lannoy (1738-1782): ambitieus, vrijmoedig en gevat (Hilversum, 1999) p. 173.
Juliana de Lannoy schreef gedichten. Ze woonde vanaf 1758 in Geertruidenberg aan de Markt (nummer 46, waar nu museum De Roos is). Het was toen nog helemaal niet gewoon dat vrouwen gedichten schreven en al helemaal niet dat ze daarmee bekend werden. Juliana deed dit wel en het lukte haar om tot de beste dichters van Nederland van die tijd te horen. Het dichten en schrijven lukte haar goed, maar andere dingen in haar leven waren niet zo leuk. De meeste hiervan hadden te maken met ziekte en dood.
De vader van Juliana was soldaat. Hij trouwde met Maria Schull: een echte dame uit een chique familie. Ze gingen wonen in Breda en kregen een dochtertje, die ze Juliana Cornelia noemden. Anderhalf jaar later volgde een zoontje en hij heette Adam. Het derde kindje was weer een meisje: Margarita. De kleine Margarita stierf toen ze nog maar 9 dagen oud was. Omdat de vader oorlog moest gaan voeren, wilde de moeder niet alleen in Breda blijven en vertrok met Juliana en Adam naar Nijmegen om bij opa en oma Schull te gaan wonen. Daar werd een broertje geboren. Hij heette Aelbert en Juliana was helemaal dol op het kleine Bertje. Nadat Juliana net haar negende verjaardag had gevierd, stierf Bertje. Hij was bijna drie. In datzelfde jaar overleed opa Schull en vlak daarna oma Schull. Twee jaar later stierf ook de moeder. Juliana en Adam bleven alleen achter. Besloten werd dat Juliana naar een oom in Zutphen zou gaan en dat Adam in Nijmegen zou blijven in een kostschool. Een school waar je niet alleen kunt leren, maar waar je ook kunt wonen. Juliana bleef een tijdje bij haar oom en zijn gezin, totdat haar vader opnieuw ging trouwen. Zijn nieuwe vrouw was Paulina Putman. Samen met Juliana gingen ze in Deventer wonen. Al snel kwam er een klein broertje: Adolf. Juliana vond het geweldig dat ze weer een broertje had. De vader solliciteerde op een baan in Geertruidenberg. Zo kwam Juliana toen ze twintig was in Geertruidenberg, samen met haar vader, haar stiefmoeder en haar halfbroertje. In Geertruidenberg kwam nog een baby, maar dit kindje was al dood bij de geboorte.
Het verhaal van Juliana, haar vader, moeder, broertjes, zusje, opa en oma is droevig. Kinderen die heel jong dood gaan, ouders die overlijden en jonge kinderen die alleen achterblijven. Juliana zelf was drie keer zo erg ziek dat ze ook bijna doodging. De kindersterfte in die jaren, de achttiende eeuw, was heel hoog. Van alle kinderen die geboren werden, stierf de helft voordat ze volwassen waren. Dat kwam door allerlei kinderziekten, zoals mazelen, kinkhoest en roodvonk. Tegenwoordig worden baby’s en kinderen ingeënt tegen deze ziekten, maar dat kende men toen nog niet. Ook volwassenen stierven sneller dan nu, omdat er nog geen goede geneesmiddelen waren. Gemiddeld werden de mensen toen 35 jaar oud. Nu ligt de gemiddelde leeftijd waarop mensen sterven op 81 jaar.
Juliana zelf is 43 jaar geworden. Ze overleed in 1782 en ligt begraven in de Geertruidskerk.