Een schip op de Maas dat via paarden op het jaagpad wordt voortgetrokken. Tekening uit 1561.
Bron: Archief Urmond.
Geertruidenberg ontwikkelde zich tot een centrum voor met name de regionale handel. De verbindingen via het water liepen over de Maas en de Donge. De stad kende al landwegen ten tijde van de verlening van de stadsrechten in 1213, maar nadat de ringdijk rond de Grote Waard in 1273 voltooid was, werden deze wegen voor Geertruidenberg nog belangrijker.
De Biesbosch bestond in deze periode nog niet. Overal was nog land, dat doorsneden werd door de rivieren de Maas, de Merwede en de kleinere riviertjes die daarin uitmondden. De rivieren zorgden voor veel overlast bij overstromingen en de graven van Holland wilden van het hele gebied een grote polder maken: de Grote of Zuid-Hollandse Waard. Ten behoeve van de realisering hiervan werden de rivieren afgedamd. Het water kon nog wel via spuien erdoor stromen, maar de scheepvaart werd door de dammen ernstig gehinderd. Dit betekende dat de (internationale) handel via de riviervaart niet meer bij Geertruidenberg kon komen. Wel bij Dordrecht. Vanaf toen werd Dordrecht een belangrijkere handelsplaats en in 1299 kreeg deze stad dan ook van de Hollandse graaf het stapelrecht. Dat is een verplichting voor handelsschepen om alle goederen, zowel uit binnen- als buitenland, in deze stad op te slaan, waarna ze daar met tussenkomst van lokale handelaren verder verhandeld werden. Hierdoor kon Dordrecht in de veertiende eeuw uitgroeien tot een internationale handelsstad en één van de belangrijkste Hollandse steden van dat moment. Helaas duurde de bloei niet lang, want andere steden namen deze rol van Dordrecht over.
Kleine binnenvaartschepen konden bij Dordrecht de polder in (bij de sluis van de Dordtse Kil) en zo verder varen naar Geertruidenberg of andere plaatsen. Deze kleine binnenvaartschepen werden dan ook wel “Bergse schuiten” genoemd. De boten konden zeilen en men kon ermee jagen. Dat wil zeggen dat paarden de vaartuigen voorttrokken. Langs het water waren jaagpaden: smalle weggetjes waarover de paarden konden lopen. Soms trokken ook mensen de boten.
Heel belangrijk voor de verbinding met Geertruidenberg waren de landwegen. Al vóór 1200, maar zeker vanaf 1273, kon men over de dijken alle kanten op. Naar het noordwesten over wat nu de Standhazensedijk is tot aan Dordrecht. Naar het oosten via de dijken van de Langstraat naar ’s-Hertogenbosch. Naar het zuiden over de Steelhovensedijk naar Breda. Geertruidenberg was echt een knooppunt van middeleeuwse wegen. Dankzij dit feit bleef de stad belangrijk voor het graafschap en voor de regionale handel.
De Standhazensedijk zoals deze er nu uitziet.
In de dertiende eeuw was hier de dijk tussen Geertruidenberg en Dordrecht.
Bron: foto Jan van Gils.