Netwerk van spoorwegen

De spoorbrug over de Donge in 1929 (links) en de rolbrug voor het andere verkeer (rechts) gezien vanuit Raamsdonksveer. 
Bron: Regionaal Archief Tilburg

De realisatie van de Langstraatspoorweg vond plaats in een tijd waarin het spoorwegennet van Nederland sterk uitgebreid werd na de aanleg van de eerste lijn van Amsterdam naar Haarlem in 1839. In die eerste jaren legden verschillende maatschappijen trajecten aan, waardoor er een versnipperd geheel ontstond van relatief korte verbindingen met aan ieder uiteinde een kopstation. Pas met de oprichting van de Nederlandsche Centraal-Spoorweg Maatschappij (de latere NS) in 1860 kon een begin worden gemaakt met een landelijk dekkend net van verbindingen, inclusief aansluitingen op buitenlandse sporen, waarbij technische problemen zoals de uiteenlopende spoorbreedten opgelost moesten worden. Daarna volgde de aanleg van lokale spoor- en tramwegen, waaronder ook de lijn tussen Lage Zwaluwe en ’s-Hertogenbosch.
De bouw van de spoorbrug over de Donge duurde van oktober 1885 tot november 1886. De brug bestond uit twee enkelsporige brugdelen en een dubbelsporige draaibrug. De Langstraatspoorweg was aangelegd als enkelspoor, maar men hield toen rekening met uitbreiding naar dubbelspoor, zodat alle bruggen vooruitlopend hierop in dubbelspoor werden uitgevoerd. De beoogde uitbreiding heeft echter nooit plaatsgevonden. Voor de aanleg van het rangeerterrein en het raccordement (extra spoor) diende de loop van het water veranderd te worden en moest een deel van de vestingwerken van Geertruidenberg afgebroken worden. Tijdens de oorlogshandelingen in 1944 bliezen de terugtrekkende Duitse troepen de brug op. In 1946 was deze voldoende hersteld om goederentreinen te laten rijden. Twee jaar later reden ook weer de vier dagelijkse passagierstreinen.
Al voor 1940 begon men in Nederland met het sluiten van lokale spoorverbindingen en ging men zich richten op de verbetering van de lijnen tussen de grotere steden. Inmiddels waren er busverbindingen ontstaan, die meestal eveneens van station naar station liepen, maar die minder investering en onderhoud vroegen dan spoorlijnen. Deze busverbindingen vervingen de lokale treintrajecten. In Noord-Brabant nam de BBA (Brabantsche Buurtspoorwegen en Autodiensten) hierin het initiatief. Daarnaast was er de ontwikkeling dat men over ging op het gebruik van elektrisch aangedreven locomotieven of op locomotieven op diesel. De stoomtreinen hadden hun langste tijd gehad. De oorlogsschade aan het spoorwegennet werd na 1945 hersteld, ook in de Langstraat, maar het treinverkeer haalde nooit meer de vooroorlogse frequentie. In augustus 1950 viel definitief het doek voor het personenvervoer op de Langstraatspoorlijn. Het westelijke gedeelte van de lijn tussen Lage Zwaluwe en Geertruidenberg bleef open voor goederenvervoer ten behoeve van de PNEM en andere industriële bedrijven, hoewel dit nauwelijks lonend was. In 1973 sloot de openbare laad- en losplaats in Geertruidenberg. De steenkolen voor de PNEM werden inmiddels per schip aangevoerd. Na het stopzetten van het goederenvervoer naar Geertruidenberg bleef dit gedeelte van de Langstraatspoorlijn toch in gebruik, omdat in 1976 een aansluiting met het industrieterrein Weststad in Oosterhout werd gemaakt.
In 1992 begon men met de aanleg van het Halvezolenpad, een fietspad over het voormalige spoortraject tussen Raamsdonk en Drunen. Het initiatief kwam van de Federatie ‘Behoudt Langstraatbruggen’ en de aanleg kon met subsidie van het rijk en de provincie gerealiseerd worden. Hoewel delen van het fietspad al eerder klaar waren en het gedeelte in Waalwijk nog aangelegd werd, vond de officiële opening plaats op 8 mei 2004 in de Lambertuskerk van Raamsdonk.