Het stadhuis, Markt 34, na de opknapbeurt door Schonck en Carrier in 1768. Sindsdien is aan de voorgevel weinig meer veranderd.
De gemeentelijke organisatie ten tijde van de Republiek vertoonde nog veel middeleeuwse kenmerken. Een feodale heer benoemde functionarissen die namens hem zijn rechten uitoefende. De heer van Geertruidenberg, in 1774 was dat stadhouder Willem IV, was geen eigenaar van stad of land, maar bezat hier rechten op gebied van benoeming, rechtspraak, belasting, markt, handel, jagen, vissen en muntslag. Voor alles binnen deze rechten moest men aan de heer betalen. De uitoefening van het recht kon de heer verpachten. Op deze manier kochten functionarissen hun ambt. Zij regelden het bestuur, de rechtspraak en de wet- en regelgeving namens de heer en werden rechtstreeks door hem aangesteld. De schout was de vertegenwoordiger van de heer en op aanwijzingen van de heer benoemde de schout twee burgemeesters (als vertegenwoordigers van de bevolking) en zeven schepenen. Ze werden bijgestaan door een secretaris (optekening van recht en rechtsverhoudingen) en een thesaurier (bijhouden van een financiële administratie). De stadsbestuurders konden allerlei ambten of baantjes vergeven: bode, klerk en vaste leveranciers, zoals stadsapotheker, stadsbakker, stadstimmerman en stadsklokkenmeester. Verder waren er “geadmitteerde” of “geautoriseerde” functionarissen. Zij hadden toestemming van het stadsbestuur nodig voor de uitoefening van hun beroep, omdat dit binnen de oorspronkelijke heerlijke rechten viel. Te denken valt dan aan notaris, makelaar, schoolmeester, veerschipper, molenaar en werklieden voor openbare werken en markten.
Om het nog ingewikkelder te maken had men in Geertruidenberg niet alleen te maken met de heer van de stad en het eigen stadsbestuur, maar ook met het militaire bestuur van de vesting en met het bestuur van de Nassause Domeinen. Je had dus de stad Geertruidenberg, die onder het administratieve bestuur van het gewest Holland viel (met in 1774 Willem IV als stadhouder). Je had de militaire vesting Geertruidenberg, die onder een commandant viel en die op zijn beurt directe gehoorzaamheid verschuldigd was aan de legerleiding (met Willem IV als aanvoerder). Je had Geertruidenberg als stad binnen de Nassause Domeinen met een in Geertruidenberg woonachtige rentmeester, die de vertegenwoordiger was van de rechthebber op deze Domeinen (Willem IV van Oranje Nassau). En er was nog een restant van heerlijke rechten die de heer (Willem IV) rechtstreeks op de stad kon laten gelden. Stadhouder Willem IV had diverse petten en onder iedere pet viel een eigen organisatie met een specifieke structuur.