Postkoets

De nachtwagen van Van Gend en Loos, Geertruidenberg, 1880. Er was plaats voor vijftien personen. Dit was de laatste diligence die de route naar ‘s-Hertogenbosch verzorgde, omdat de reizigers vanaf 1886 de voorkeur gaven aan vervoer per trein. In 1888 stopte Van Gend en Loos met personenvervoer op dit traject. Aquarel van A.E. Grolman.
Bron: Brabant-Collectie, Universtiteit Tilburg.

In 1844 waren auto’s nog niet uitgevonden en de aanleg van spoorwegen stond in Nederland in de kinderschoenen. De inwoners van Geertruidenberg waren voor het vervoer van personen en goederen aangewezen op een schip dan wel paard en wagen. De brug die Geertruidenberg vanaf dat jaar met Raamsdonksveer verbond, betekende voor beide vervoersmogelijkheden een uitdaging. Voor schepen moest de brug open en voor paard en wagen moest tol betaald worden. Toch betekende de brug een grote vooruitgang in het personenvervoer, want vanaf toen kon een diligenceverbinding tot stand gebracht worden over de Langstraat naar ’s-Hertogenbosch en via Raamsdonksveer naar Gorinchem. ‘Van Gend en Loos’ verzorgde vervoersdiensten voor reizigers, goederen en geld via een uitgebreid netwerk in heel Nederland en België. Tussen 1866 en 1920 was er een vestiging van dit bedrijf in Geertruidenberg.
Niet alleen Van Gend en Loos profiteerde van de nieuwe brug. Ook particuliere vracht- en diligencerijders en postkoetsrijders van het Staatspostbedrijf maakten dankbaar gebruik van de verbeterde verbinding. Het Staatspostbedrijf, de verre voorloper van Post.nl, reed met koetsen de postpakketten rond. Over de nieuwe brug reed de postkoets naar Raamsdonksveer en vandaar verder naar Gorinchem. Bij Keizersveer was echter nog geen brug en moest de koets met een veerboot overgezet worden. In Raamsdonksveer sprak men niet van het Staatspostbedrijf maar van de “paardenposterij naar Gorinchem”.
Vanaf 1848 onderhield de radarstoomboot “Stad Geertruidenberg” een dagelijkse dienst op Rotterdam. Deze boot sloot aan op de diligences uit Langstraat, Breda en Tilburg. Vanaf 1900 werd deze dienstregeling op Rotterdam overgenomen door stoomvaartmaatschappij ‘THOR’, die tot in de jaren 50 van de twintigste eeuw actief was.
Met de komst van de treinverbinding in 1886 verloren de diligences en in mindere mate de stoomboot hun betekenis. Reizigers vonden de trein comfortabeler en sneller dan de hobbelende koetsen en de trage boot.