De overleden Bergse soldaat Jan Pruijsten. Hij stierf op 31 mei 1940.
Bron: Bas Zijlman, Lokale oorlogsfragmenten (Geertruidenberg, 1983) p. 221.
Bergenaar Jan Pruijsten werd als dienstplichtig soldaat na de Duitse inval ingezet bij de strijd en nam op 13 mei 1940 met zijn compagnie een stelling in aan de Zeedijk bij Dubbeldam. Pruijsten werd getroffen door Duits mitrailleurvuur. Hij werd naar het Zuiderziekenhuis in Rotterdam gebracht waar hij na achttien dagen overleed. Met militaire eer werd hij in Geertruidenberg begraven. Zijn kist was bedekt met de Nederlandse driekleur en werd gedragen door manschappen van de voormalige Luchtwacht. Na afloop van de dienst zong men het Wilhelmus, wat toen eigenlijk niet meer mocht.
Dingeman Berende en Jaap van ’t Slot waren lid van de Binnenlandse Strijdkrachten. Beiden verloren hun leven op 19 november 1944 door Duits granaatvuur. Jacq Sperber schreef een memorandum over Dingeman en Jaap, waarin onder andere staat:
Het was een dag zonder granaten, zondag 19 november. Een herademing. Dan suist de granaat – het is als vlak over mijn hoofd – en even later dreunt de inslag. Dat ogenblik was het moment van de dood. Het was een dag zonder granaten, maar die éne granaat moest twee jonge levens vernietigen. Twee mensen, die eenvoudig hun plicht deden. Jullie ogen waren toch nog vol leven, mannen, twee uur geleden. Ik heb het zelf gezien toen jullie naast me liepen na de Heilig Mis. Het geweer over de schouder, de band om de arm. Nu zijn twee paar ogen voor eeuwig gesloten. Zo maar ineens, onvoorbereid. Dingeman Berende, we hebben je gekend als een man die rustig zijn plicht deed als huisvader en in de fabriek. Jaap van ’t Slot, wat hebben we samen dikwijls gepraat over grootse toekomstidealen.
Dit zijn slechts drie voorbeelden van overleden Bergenaren. Tussen 1939 en 1945 verloren 21 inwoners van Geertruidenberg hun leven door oorlogshandelingen. Daarnaast vonden elf joodse Bergenaren de dood in een concentratiekamp.