Theekransje

Engelse familie aan de thee, achttiende eeuw. Het theedrinken werd in Engeland al in de zeventiende eeuw populair. Wij namen het van de Engelsen over.

Thee en koffie. Voor ons de normaalste zaak van de wereld, maar voor iemand uit 1750 waren dat hele nieuwe drankjes. In die tijd was men gewend om bier te drinken. Slap bier met weinig alcohol. Het water was niet schoon, dus dat kon je niet zomaar drinken. Je werd er ziek van. Dus dronk men bier. Ook de kinderen.
Omstreeks 1600 kwamen vanuit Aziƫ thee en koffie naar Nederland. Het was toen nog heel duur om te kopen en alleen rijke en deftige mensen dronken het. Meestal dronken de mannen koffie en de vrouwen thee. De vrouwen kwamen op een afgesproken middag bij elkaar en hielden een theekransje. Uit kleine kopjes van dun aardewerk of zelfs van Chinees porselein dronken ze voorzichtig van de hete thee. De mannen gebruikten eenzelfde soort kopjes voor de koffie, maar als hun vrouwen de andere kant op keken, vulden ze snel die kommetjes met jenever om de koffie weg te spoelen. Sommigen maakten zelfs een speciaal theegebouwtje (een theepaviljoen) in de tuin, waar ze in alle rust van hun exclusieve drankje konden genieten.
Vanaf 1700 dronken meer en meer mensen thee en koffie. Je kon het nu ook makkelijker overal kopen en het was niet zo duur meer.
In Geertruidenberg zijn in de grond scherven gevonden van Chinees porselein uit die periode. Dus ook hier dronken de rijkere mensen het.

Langzaamaan ging eigenlijk iedereen thuis thee en koffie zetten. Bier werd steeds minder gedronken. De bierbrouwers, dat zijn mannen die bier maken, hadden steeds minder werk en stopten ermee. In Geertruidenberg waren in 1690 zeventien bierbrouwerijen. In 1749 waren er nog zes over en in 1772 nog vier.
Behalve thee en koffie kwamen meer nieuwe etenswaren naar Nederland. In die periode gingen schepen naar alle werelddelen en brachten tot dan onbekende spullen mee terug. Bijvoorbeeld chocolade, maar ook aardappelen. Rijke mensen bouwden een orangerie, dat is een gebouw met hoge ramen. Een soort kas. In die orangerie lieten ze planten uit andere landen groeien, zoals palmen en sinaasappelboompjes. Sommige planten groeiden ook in Nederland. De aardappel deed het bijzonder goed, maar het duurde nog tot na 1800 voordat alle mensen hier een broodmaaltijd (ze aten drie keer per dag brood of pap) gingen vervangen door aardappels. Voor andere planten was het in Nederland te koud. Thee, koffie en cacao komen nog steeds uit de tropen, waar het lekker warm is.