De tolbrug vormde van 1844 tot 1890 de verbinding tussen Geertruidenberg (rechts op de tekening) en Raamsdonksveer.
Detail van een steendruk vervaardigd naar een tekening van Arie Kelterig de Koningh uit 1846.
Alle bruggen die Geertruidenberg in verleden en heden met de buitenwereld verbonden, waren bedoeld om de rivier de Donge over te steken. De Donge was tot aan de Sint-Elisabethsvloed in 1421 een snel stromende, smalle rivier. Het water zocht regelmatig een nieuw rivierbed, waarbij vertakkingen ontstonden. In deze periode kende Geertruidenberg drie bruggen over de rivier: twee naar het zuiden en een naar het oosten. Na 1421 waren deze verbindingen verdwenen en was men voor het oversteken van de Donge aangewezen op veerdiensten.
In 1844 kreeg Jan van der Made uit Klundert een concessie om over de penanten in de Donge een brug te maken. Deze penanten waren in de rivier gebouwd om met balken de waterstroom af te sluiten, zodat het land onder water gezet kon worden bij de nadering van vijandige legers. De brug van Jan van der Made was een tolbrug en sloot aan Veerse kant aan op de dijk rond het Fort ‘de Lunette’.
Even ten zuiden ervan kwam in 1886 de spoorbrug gereed. Naast deze spoorbrug werd ter vervanging van de oude tolbrug in 1890 een houten verkeersovergang gerealiseerd, bestaande uit twee gedeelten: een vaste verbinding aan de kant van Geertruidenberg en een rollend deel aan de kant van Raamsdonksveer. Het rollende deel schoof over het vaste gedeelte, zodat door de opening de schepen de brug konden passeren. Zowel de spoorbrug als de rolbrug raakten in 1944 zwaar beschadigd. Een tijdelijke baileybrug, aangelegd door de geallieerden, verzachtte het verbindingsleed. In 1946 konden de spoorbrug en de rolbrug weer voor het verkeer worden opengesteld. Met het toenemen van het autoverkeer in de twintigste eeuw zorgde de rolbrug voor irritatie. De geopende brug veroorzaakte files en opstoppingen. In 1963 kwam ter vervanging een tolvrije vaste brug, die omstreeks 1990 werd uitgebreid met een fietsgedeelte. Deze uitbreiding en het onderhoud zorgde voor onenigheid tussen de gemeentebesturen van Geertruidenberg en Raamsdonk: welk gedeelte behoorde bij Geertruidenberg en welk gedeelte bij Raamsdonk? Met de gemeentelijke herindeling van 1997 behoorde deze onduidelijkheid tot het verleden.