Soldaten redden mensen uit hun huizen die onder water staan. Deze foto is gemaakt in Raamsdonksveer.
Bron: archief ANP, Co Zeylemaker.
’s Ochtends heel vroeg word je uit bed gehaald. Snel moet je je winterjas over je pyjama aan. Misschien mag je nog je knuffel mee nemen, maar verder is er geen tijd te verliezen. Je moeder knoopt een deken over je hoofd tegen de kou. Je kunt niet meer de trap af naar beneden, want daar staat water. Als je uit het raam naar buiten kijkt, zie je allemaal water: de tuin, de straat. Het water stroomt hard en het is ijskoud. Soldaten in vreemde boten varen door de straat. Huis voor huis klimmen mensen in de boot tot ook jij aan de beurt bent. De soldaten zetten een ladder tegen het slaapkamerraam. Je moet je goed vasthouden, want het waait ontzettend hard. Als de boot vol is, vaart deze naar je school. De straat bij de school is droog en je ziet dat de boot niet alleen kan varen, maar ook kan rijden. Het is een amfibievoertuig, hoor je later. Hij is van de soldaten van de kazerne vlakbij in Keizersveer, naast de brug naar Hank. In de school zijn allemaal mensen. Nat, koud en bang. Wat als het water nog hoger komt en ook de school onderloopt? Blijft hun huis overeind? Gelukkig loopt het goed af en kun je na een week terug naar jullie huis.
Dit overkwam kinderen in Geertruidenberg, Raamsdonksveer en Raamsdonk in 1953. In de nacht van 31 januari op 1 februari van dat jaar braken dijken door en liepen grote delen van de provincies Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant onder water. Uit alle macht probeerden de mensen te redden wat er te redden viel. Met zandzakken trachtten ze de gaten in de dijken te herstellen, maar er was geen houden aan. Mensen moesten vluchten naar plekken waar het nog wel droog was of op zolder wachten tot er hulp kwam. Sommigen verdronken in de golven. Hele dorpen verdwenen onder water. In Geertruidenberg kwam het water gelukkig niet zo hoog. Op en rond de Markt bleef het zelfs helemaal droog, omdat dat deel van Geertruidenberg hoog ligt: op de berg. In die tijd stonden 775 huizen in de stad, waarvan er 303 in het water kwamen te staan.
Toen het water zakte, konden de mensen de schade gaan herstellen. Er kwam heel veel hulp: kleren, schoenen, eten en zelfs noodwoningen. Sommige landen organiseerden zomerkampen voor de getroffen Nederlandse kinderen, zodat ze eventjes de ellende thuis konden vergeten. Dankzij het Rode Kruis konden vier kinderen uit Geertruidenberg en tien kinderen uit Raamsdonk en Raamsdonksveer een maand op vakantie naar Italië.
Om te voorkomen dat zo’n watersnoodramp nog een keer zou gebeuren, besloot de regering van ons land dat alle dijken hoger gemaakt moesten worden. Dit noemen we het Deltaplan.