Vrijheid, gelijkheid en broederschap

Publicatie van de verkiezing van “Representanten voor de Nationale Vergadering”.
Bron: Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.

In een stad als Geertruidenberg was de leus liberté, egalité et fraternité (vrijheid, gelijkheid en broederschap) als vloeken in de kerk. In 1794 werd de stad bestuurd door een aristocratische elite. Dat het in 1795 opeens anders moest, viel uiteraard niet in goede aarde. Niet alleen bij deze maatschappelijke bovenlaag, maar ook bij een groot deel van de Bergse bevolking. De inwoners waren gewend aan de bestaande situatie en aan de rituelen die erbij hoorden. Toen zij voor het eerst van hun leven een eigen bestuur mochten kiezen, wisten ze niet wat ze moesten doen, want de kandidaten voor het nieuwe bestuur waren helemaal geen bestuurders zoals zij gewend waren, het waren gewone mensen net als zij. Het was een chaotische periode in de stad, waarin iedereen opnieuw een plekje in de samenleving moest zien te veroveren. Dat gold met name voor de katholieken. Tot 1795 waren zij uitgesloten van publieke ambten en nu grepen ze de kans om in het stadsbestuur gekozen te worden. Wat dan ook gebeurde. Vanaf 1795 ontstond langzaam in Geertruidenberg een nieuwe elite van katholieken, waaronder de familie Allard.
De verkiezingen zelf verliepen in Geertruidenberg ook vrij chaotisch en moesten een aantal keren opnieuw gedaan worden. Bij de eerste keer ging een ambtenaar langs de huizen en konden mensen een briefje afgeven met daarop de naam van een stadgenoot. Iedereen kon op iedereen stemmen. Een kandidatenlijst was er nog niet. Degene met de meeste stemmen kwam in het bestuur, dat toen overigens nog provisioneel (voorlopig) genoemd werd in afwachting van een nieuwe grondwet, die uiteindelijk in 1798 werd vastgesteld. Natuurlijk waren er protesten toen de uitslag bekend gemaakt werd. Allerlei argumenten vlogen heen en weer. Uiteindelijk volgde een nieuwe stemronde, maar nu weigerden sommige van de verkozenen de eed op de constitutie af te leggen. Ieder gekozen bestuurslid moest namelijk instemmen met de tekst: Wij verklaren te erkennen en te eerbiedigen de onvervreemdbare rechten van de mens en van de burger, zoals deze door de Provisionele Representanten van het volk van Holland (de Nationale Vergadering) plechtig zijn vastgelegd in de publicatie van 31 januari 1795. Dat wilden sommige nieuwe bestuurders en ambtenaren niet. Dus moesten er in korte tijd voor een derde keer verkiezingen gehouden worden. Voor de één gingen de veranderingen niet ver genoeg, voor de ander juist veel te snel. De Bataafse Republiek was een feit, maar moest eigenlijk nog uitgevonden worden. Wilden de representanten van het volk een soort federatie als de Verenigde Staten van Amerika met grote zelfstandigheid van de oude gewesten of wilden ze alles centraal besturen zoals Frankrijk? De federalisten tegenover de unitarissen. De grondwet van 1798 (de Staatsregeling) gaf de unitarissen gelijk: er was één ondeelbaar Nederland. Maar de federalisten ondermijnden de uitvoering van de Staatsregeling. Uiteindelijk greep Napoleon in. Hij stichtte in 1806 het Koninkrijk Holland met zijn broer Lodewijk Napoleon als koning en lijfde vervolgens in 1810 dit koninkrijk in bij Frankrijk.