Prehistorische vuistbijl, gevonden bij het uitgraven van een kelder in een huis aan de Kerkstraat in 1983. Het betreft een bijl uit het neolithicum (nieuwe steentijd).
Bron: Oudheidkundige Kring ‘Geertruydenberghe’, tekening gemaakt door Arie Stekelenburg.
Trijntje behoorde tot een groep van jagers-verzamelaars. Zo’n groep trok, afhankelijk van het seizoen, van kamp naar kamp. Ze volgden het wild (grazers en groot wild op de zandgronden, bevers en watervogels vanaf de donken in het veen), visten (met fuiken onder andere op snoek) en verzamelden eetbare planten, noten en vruchten. De grootte van de rondtrekkende groepen was afhankelijk van de aanwezigheid van voedselbronnen, drinkwater, brandstof en grondstoffen voor allerlei uitrusting en gereedschap. Hoe standvastiger deze aanwezigheid was, des te groter de groep kon zijn. Het is heel aannemelijk dat de grootte van groepen per seizoen varieerde. Soms ging men met een klein gezelschap op pad, soms woonden groepen een gedeelte van het jaar bij elkaar.Trijntje leefde op de overgang van het mesolithicum (midden steentijd) en het neolithicum (nieuwe steentijd). Deze overgang is flexibel en wordt gekenmerkt door de introductie van landbouw. Niet overal in Nederland gingen de bewoners op hetzelfde tijdstip over op landbouw in vaste nederzettingen (neolithicum, vanaf circa 5.500 v.Chr). De jagers-verzamelaars in het veengebied hielden tot ongeveer 4.000 v.Chr. vast aan hun rondtrekkend bestaan (mesolithicum).Men bleef stenen werktuigen gebruiken tot de bronstijd, ongeveer 2.000 v.Chr. Daarna volgde omstreeks 500 v.Chr. de ijzertijd. Het materiaal voor de stenen werktuigen bestond uit vuursteen. Deze steensoort wordt in klompen aangetroffen in kalksteenformaties. Het is een erg hard, glasachtig materiaal dat zich bijzonder goed leent voor bewerking. Bij een harde slag erop ontstaat een breukvlak met scherpe kanten. Al in het paleolithicum (vroege steentijd) werd er gereedschap van gemaakt. Aan de techniek van bewerking kan de ouderdom bepaald worden. De vroege vuurstenen werktuigen waren veelal multifunctioneel: een vuistbijl kon zowel gebruikt worden voor het bewerken van hout als voor het slachten van dieren. In de loop van de tijd ontstonden steeds meer werktuigen voor specifieke taken. Ook ontstond samengesteld gereedschap, bijvoorbeeld bijlen met een houten handvat. Hoe kleiner en verfijnder het werktuig, des te later het is gemaakt.Afbeelding 6: Prehistorische vuistbijl, gevonden bij het uitgraven van een kelder in een huis aan de Kerkstraat in 1983.